Troost – Als licht in donkere tijden

Het boek van Michael Ignatieff is (“misschien wel”) het beste dat ik verleden jaar voor ogen kreeg. “Kreeg”, want ik kreeg het van een vriend die in diepe rouw verkeert. Hij had het op zijn beurt weer gekregen van een vriendin, maar er helemaal NIETS aan gehad: “het boek ergerde me alleen maar”.

Het boek van Michael Ignatieff blijkt de geschiedenis van wat de mensen door de millennia heen troost gegeven heeft. Het gaat over troost: troosten zelf doet het niet. Ignatieff’s boek heb ik bij mijn vriend geruild voor Marjoleine de Vos’ “En steeds is er alles”.

Daar had hij wel wat aan.

Troost! Op het pakje pijptabak van die naam zie je een welgesteld burger die een man in een schandblok een trekje van zijn pijp geeft. Helpt dat? Onze overheid raadt het ernstig af…

Troost is niet in staat gemis weg te nemen. Wanneer een brug is verwoest, kan hoogstens helpen de kloof even iets minder diep te maken. Troost kan de weg omleiden (lijden), door het delen van de pijn, of door mee te leven (laatste hoofdstuk gaat over hospices).

Michael Ignatieff is een belangrijk denker op het gebied van mensenrechten, nationalisme, ethische bewustzijn en internationale conflicten. Momenteel is Ignatieff voorzitter en President van de Central European University in Budapest: een baken voor democratische waarden in Centraal-Europa. Hij heeft de wereld afgereisd als correspondent voor de grote kranten en probeert te begrijpen wat mensen (politici, legerleiders, kunstenaars, gewone mensen) drijft. En hij schrijft prachtig.

Het was een grote verrassing dat hij in 2017 werd gevraagd om een inleiding te geven tijdens het psalmenfestival in Utrecht. Hoe zouden de eeuwenoude psalmen ons vandaag de dag kunnen inspireren om na te denken over complexe actuele kwesties zoals de wereldwijde vluchtelingencrisis of de onzekere toekomst van Europa? Deze vraag stond centraal tijdens het 150 Psalms premièreweekend in TivoliVredenburg Utrecht waarvoor De Balie, het Nederlands Kamerkoor, Festival Oude Muziek en Creative Court de handen ineensloegen. Vier wereldberoemde koren – The Tallis Scholars, Trinity Wall Street Choir, het Noors Solistenkoor en het Nederlands Kamerkoor, die samen alle 150 psalmen opvoerden van 150 verschillende componisten uit 1000 jaar koormuziek.

Wanneer we een naaste kwijtraken, wanneer we geconfronteerd worden met verlies, gaan we op zoek naar troost. Ooit boden priesters ons de woorden waarin we hoop en verlichting vonden. Maar tegenwoordig lijkt die taal niet meer aan te slaan. De plekken waar onze voorouders op verhaal kwamen om een zin te vinden – kerken, synagoges, tempels – raken leeg.

Sinds de zestiende eeuw zoekt de westerse wereld zijn verlichting steeds meer bij wetenschap, ideologie en therapie. Ignatieff gaat chronologisch langs bij een overvloed aan filosofen, schrijvers, beeldend kunstenaars en componisten. Van Psalmteksten en Job tot Albert Camus, Anna Achmatova en Primo Levi. Hij tracht te laten zien waar zij in hun tijd de troost en de moed vandaan haalden om veerkrachtig te zijn in moeilijke periodes.

“Troost – als licht in donkere tijden” spiegelt de verhalen van deze moedige mensen aan de wereld van nu. Michael Ignatieff laat ons op levendige wijze zien dat we onze traditie van hoop kunnen laten herleven om angst en onzekerheid het hoofd te bieden in de wisselvallige eenentwintigste eeuw.

 ‘Troost gaat over de vraag waarom het leven is zoals het is en waarom we door moeten gaan’ (definitie van de schrijver). Troost had – en heeft? – met (gedeeltelijke) aanvaarding te maken.

Van elk van die categorieën worden ook voorbeelden besproken zoals de brieven van Paulus, Marcus Aurelius’ Overpeinzingen, Michel de Montaigne, het communistisch manifest en een toespraak van Abraham Lincoln, tot Anna Achmatova, Primo Levi en Albert Camus aan toe.

Voordat ik aan een boek begin lees ik flap, de eerste en de laatste bladzij. De schrijver kende ik van de politiek. Wat heeft hij nou te vertellen over psalmen? Die zijn belangrijk voor mij, daar kan hij beter afblijven. Maar toen ik op de laatste bladzijde las dat hij op bezoek was gegaan bij Czeslav Milosz en een paar van ook mijn favoriete gedichten aanhaalde, was ik bereid het boek te lezen dat door mijn vriend als irrelevant was afgekeurd.

Ik schrijf dit in 2024. In retrospect, ik heb tamelijk veel gelezen dat jaar, werd “Troost” mijn “boek van het jaar” 2023. Het boek bleek aanleiding om een aantal essays van 16e-eeuwer Michel de Montaigne (erg in, tegenwoordig) te gaan lezen. Om Mahler met nieuwe oren te horen. Om onbekende zettingen van psalmen te beluisteren, en Camus wat beter te snappen.

En om nog meer verzamelde gedichten van Milosz aan te schaffen.

Ivo de Jong, emeritus

Michael Ignatieff – Troost. Als licht in donkere tijden. Vertaald uit het Engels door Nannie de Nijs Bik-Plasman en Pon Ruiter. Cossee, Amsterdam. 320 blz. € 27,50.

Als auteur van meer dan vijftien boeken waaronder The Lesser Evil: Political Ethics in an Age of Terror (2004) en Isaiah Berlin: A Life (1998) en talloze artikelen voor o.a. The Guardian, The New Yorker enThe New York Times, is hij een zeer gerenommeerd denker op het gebied van mensenrechten, nationalisme, ethisch bewustzijn en internationale conflicten. Tussen 2006 en 2011 was hij de liberale oppositieleider in het Canadees parlement en bovendien de wegbereider voor de huidige premier Justin Trudeau.

Dodo – Re – Me (6)

De kapelle van Dodo in Haskerdijken ligt nog altijd rechts langs de spoorlijn van Heerenveen naar Leeuwarden. In 1818 werd er een kapel gebouwd op de fundamenten van het oude klooster. Dat was dan weer gesticht op de restanten van Dodo’s hutje.

Dodo leefde in de dertiende eeuw na Christus; dezelfde eeuw als die waarin Meister Eckhardt, Rumi en Franciscus inspireerden (synchroniciteit?). Dat is inmiddels duizend jaar geleden en weer duizend jaar na Christus. Dodo cs spraken een totaal andere taal dan Jezus, en zij leefden in een to-taal andere cultuur. Wij van tegenwoordig zijn dan weer niet van gisteren: duizend jaar van Dodo verwijderd.

Sint Dodo is totaal vergeten. Nederlandse mensen van mijn generatie (emeritus, 1956) herinneren zich misschien dappere Dodo – die andere vreemde vogel met die naam is bekender.

Waarom dan Dodo? Zouden we elkaar ontmoeten: we zouden elkaar niet herkennen en niet verstaan.

What Does Dodo Remind Me of?

Dezer dagen vergadert de Raad van Kerken in Nederland onder andere over een kerkenfestival in 2024 om het zoveel jarig bestaan van de geloofsbelijdenis van Nicea (“wij geloven”) te gedenken. Vraag naar de achterban (dus ook naar de vrijzinnigen) was: een bijdrage in de kosten, publiciteit, deelnemers en mee te doen en te denken. Ik vrees dat er nagenoeg geen respons van onze kant zal komen. Wij zitten op de lijn van “ik geloof (soms) geloof ik”.

In 2022 was ik namens onze club (kerkje? Geloofsgemeenschap? Vereniging?) afgevaardigde in Karlsruhe. Tienduizend mensen van over de hele globe. Het was fantastisch, je keek de ogen en de oren uit! Gelovigen uit deze tijd, uit weer een heel andere wereld dan die van Jezus of van Dodo.

Hoe, in de vrede, verstaan wij elkaar?

Ons geloof is een derivaat van een derivaat van een derivaat. Wellicht was ook Jezus (we aarzelen hem Christus te noemen) ook weer een afgeleide van zijn traditie. Ik vermoed dat we liever niet van “geloof” kunnen spreken, maar over verlangen. Het verlangen van groen naar groen van het goddelijk oog van de radio waarover ik schreef. Verlangen naar een groen, sterk signaal van een stabiel station.

Doet niet iedereen dat? En denken we niet veel te voorbarig dat we iets gevonden hebben in alles wat langs de wolken ruischt?

Verlangen is de melodie, geloof is de tekst. Ik hoor en herken het liedje van verlangen overal in de eeuwen en op aarde. Do – Re – Me: Do(do) Re(genereert) in Me.. Ik herken zijn friesheid, zijn strijd tussen sociaal en solo. Ik herken zijn melodie, maar zing een andere tekst.

Hetzelfde geldt voor mijn twee zoons; zelfde melodie, andere tekst. Zelfde is geschied in de weg van Dodo naar dappere Dodo en nog verder naar Kermit.

Iets blijft vast wel bewaard. Toch (daar heb je het eeuwige verlangen weer)?

Ik meen dat Dodo naast Titus Brandsma en kardinaal De Jong van Ameland (het standbeeld daar lijkt volgens mijn zoons op Willy Wonka) de derde, of liever: de eerste de beste Friese Heilige is.

30 maart: Leve Sint Dodo!

Friesland had nog een andere (onheilige) Heilige. Zijn boek “Van Christen naar anarchist” staat pontificaal in mijn boekenkast. In Friesland wordt hij nog altijd “ûs Ferlosser” genoemd: de uitgetreden dominee Ferdinand Do(do)mela Nieuwenhuis. Slimste mens en bard Meindert Talma heeft hem in 2023 doen herleven in “De Domela Passy”; domineeszoon Freek de Jonge speelde daarin de hoofdrol.

Aan het eind van zijn leven vroeg iemand Domela of hij nog wel eens aan God dacht.

Zijn antwoord: “Ach… als God maar af en toe aan mij denkt”.

Ivo de Jong
emeritus voorganger

Dodo en de kikker (5)

In de tweede aflevering schreef ik schreef ik over de vijf wonden die bij de originele Dodo waren aangetroffen. Ook schreef ik over het ontstaan van de Dappere KRO Dodo. Je herinnert je ook dat poppenspeler Bert Brugman de handen van zijn poppen afgekeken heeft van het wajangspel.

En aldus ontving ook dappere Dodo tenminste twee van de stigmata.

Het wonderverhaal gaat nu verder.

Het hoge stemmetje van dappere Dodo werd ingesproken door Jaap, zoon van de poppenspeler. Deze Jaap deed op 80-jarige leeftijd het wonderlijke verhaal uit de doeken over hoe de geest van Dodo voorlopig eeuwig voortleeft (ongeveer zoals ik hier Dodo doe herrijzen).

Welnu: de tv-carrière van Dodo was al een paar jaar voorbij, toen Brugman bezoek kreeg van een collega poppenspeler uit de Verenigde Staten. Deze collega was op zoek naar de manier om ook zijn poppen natuurlijker te laten bewegen en was getipt dat een Nederlander daarin was geslaagd. Beide mannen brachten een aantal genoeglijke middagen door en gingen als vrienden uit elkaar.

Begin zeventiger jaren zit zoon Jaap met vader Bert voor de TV als ze daar plotsklaps die kikker zien. De poppenspeler van een paar jaar geleden was de nu wereldberoemde Amerikaan Jim Henson.
Die kikker met de Dodohandjes, dat is natuurlijk Kermit.
De Muppetshow is vergeven van Dappere Dodo’s.

Brugmans vondst was gepatenteerd, maar niet in de USA. Zoon Bert (inmiddels overleden) vertelt het verhaal met trots op youtube:

https://youtu.be/46EhGCafQAw

Dappere Dodo’s originele poppenkast staat tegenwoordig in de originele kleuren in het museum van de 20e eeuw in Hoorn. Zoon Jop was jarig en vierde nietsvermoedend zijn feestje daar. Het was een verjaardag waar ik super enthousiast van werd. Dáár was Swiebertje; daar was Dodo! Met zijn liedje en de gaten in zijn handen.

Maken we de kikkersprong terug – naar de eerste Dodo.

In Tresoar (archief, de schatkist van de Friese geschiedenis) vond ik de boeken van Dr. G.A. Wumkes: Paden fen Fryslân. Wumkes is de man die de “Vita” (heiligenlevens) uit het Latijn vertaalde in het Fries van 1930. Dodo heeft negen alinea’s; alles wat bekend was, en 200 jaar later opgetekend is. Van hieruit is later een boom van een verhaal ontstaan, met kloostersmoppen, poppen, kerken en kikkers. Mijn verhaal is een vitaliserende stek van de Vita.

Vermoedend dat jullie beter thuis zijn in het Fries dan in het Latijn citeer ik het achtste deel:

“It libben fan Dodo de Hearremyt  

Lykwols yn it jier 1231 is broer Dodo as in man fen goede wannel en wolbihaechlik libben, op Snein nei Maria Boadskip, fostoarn troch it ynfallen fen in murre fen it âlde gebou, der’t er ûnder rekke. Hy, dy as mûnts en klúzner fiif jier op itselde plak tahâlden hie, God en de hillige Maegd nacht en dei tsjinnende, hat syn libbens-ein krige mei in toplettere lichem en as martle troch en mei God. Do’t hy lykwols troch de stiennen fen syn púnfallich hillichdom troffen en dea rekke wier, foun men oan syn hannen en foetten iepen wounen, en yn syn rjuchterside, allikerwize de fiif wounen fen de Heare, dy hy faeks forskate jierren droegen hat om mei de Krusige to lijen, sadet er yn wierhiet mei Paulus sizze koe: “ik draech de merkteikens fen de heare Jezus Christus yn myn lichem.

Mar dit hat foar de dei fen syn dea nimmen witten bûten God, dy alle dingen wit.”

Dit stond in het boek dat de KRO directeur gevonden heeft. Ik citeer Ensie, het woordenboek van populair taalgebruik; DAPPERE DODO (1982) (sch., vaak iron.) bijnaam voor iemand die op een sullige manier probeert dapper te zijn. Wellicht populair geworden dankzij de kinderserie ‘Dappere Dodo’ (een creatie van marionettenspeler Bert Brugman) die op 3 februari 1955 bij de KRO van start ging. Deze tv-serie verdween pas in 1964 na 75 afleveringen van het scherm. Het kinderkoor De Karekieten vertolkten het lied van Dappere Dodo. De beginregels klonken zo: ‘Jongens, meisjes, kijk nu goed / Wat die dapp’re Dodo doet.’ Figuren uit de televisiereeks waren Opa Buiswater en juffrouw Vulpen. Deze Dodo heeft niets te maken met de gelijknamige uitgestorven walgvogel, die een dot veren aan de aars heeft en er vrij dom uitziet. De naam werd door tekstschrijver Fred Bredschneyder ontleend aan een boek over heiligen, waarin onder anderen een zekere Sint-Dodo van Asch voorkwam.

Ivo de Jong

Dodo (4)

Het magische oog
van een ouderwetse radio:
boven ontmoet onder
in een vette groene streep
bij sterk signaal een zuivere afstemming

Soms ben ik een ezel met de oogkleppen andersom en heb ik de neiging overal verbanden te zien. Ik heb veel met God van doen, en zie zo God in van alles en iedereen.

Bijvoorbeeld. Thuis staat een ouderwetse lampenradio. Wanneer je afstemt op Hilversum 1 (Hilversum 3 bestond nog niet), dan gaat het lichtje van onder naar het lampje van boven. Als er vervolgens een dikke verbindende streep tussen boven en onder te zien is, weet je dat je goed bent afgestemd. Dat oog heet wel “Het oog van God”. Daar zie ik dan weer een diepere wijsheid in: als je er zelf niets voor doet weet God je ook niet te vinden (laatste boek van Kadr Abdollah over Rumi: “Wat je zoekt, zoekt jou”).

Er zijn nogal wat mensen die rijk willen worden via de loterij of via belastingtrucs. Dat is de snelweg; dan ben je niet goed afgestemd. Nee; verlangen, blijven verlangen, veel ruis langs de wolken, doordraaien – en wie weet?

Ik hou van het woord “in-gebed zijn”.

Neem mijn Dodo devotie. Verleden week was ik op (s)Ame(n)land en zag dat er een muziekgezelschap optrad met de naam “Dodo”. Kon geen toeval zijn, toch? Wanneer ik immers bewust en onbewust met de Heilige Dodo bezig ben, Goh: misschien hij ook met mij?

Blijkt dat muziekgezelschap “Dodo” de Dokter en de Dominee zijn die zijn gaan samen spelen.

Over muziek gesproken: het jaarlijks terugkerende Dodo festival in Bakkeveen is dan weer wel naar onze Dodo genoemd.

Dé Dodo dan. Een paar weken geleden stond ik bij Leo Beenhakker voor de deur (een vriend van me is zijn buurman) en zie daar: een gigantische Dodo voor zijn deur! Grapje, of knipoog van…?

Neen. Deze wereldberoemde walgvogel was een door de Hollanders uitgekookte superkip op het eiland Mauritius. Zij werd dodaersch genoemd: witte kont. Een vette vogel die niet vliegen kan!

Kinderen voor Kinderen zongen in 1995:

“Dodo, domme domme domme domme dodo

Dodo, domme domme domme domme dodo

Lui en dik en langzaam bovendien…”.

Maar ik schrijf niet over de domme, doch over de dappere Dodo. Niet over de dodarsch (uitgestorven 1700), maar over Dodo van Hascha (overleden 1231).

Onze Dodo kreeg die mooie achternaam van “Het Hazen (Hascha)land” waar hij de laatste vijf jaar van zijn leven woonde. Omdat hij heilig werd gevonden en er op de puinhoop van zijn kluis een klooster werd gebouwd, dragen nu hele dorpen zijn achternaam -Haske.

Omdat Dodo soms genezen kon, werd het klooster later een hotel annex ziekenhuis. Om in verder onderhoud te voorzien werden er granen verbouwd en hazen gejaagd. Om het water afzijdig te houden, kwamen er dijken en polders. Er was in die dagen minder onderscheid tussen kerk en werk; ora hoorde bij labora.

Haskerland (ingebed tussen Heerenveen – Akkrum – Joure) heeft veel aan Dodo’s dood en erfenis te danken. Dat is wetenschappelijk bewezen en staat als een kapelle boven water!

“Dag Dodo”, zeg ik dus 6 maal per week vanuit de trein of mijn Volkswagen. Of vanachter mijn laptop. Ik draai en tik aan mijn toetsen en ontvang een signaal. En ontdekte het verband tussen onze Dodo en Kermit de Kikker. Daarover volgende keer maar weer.

Ivo de Jong

Dodo (3)

Vanaf de stichting van het klooster tot het moment dat die gekke Geuzen korte metten maakten met de Paapse fratsen en het klooster met de grond gelijkgemaakt werd, heeft dit klooster op Dodo’s graf tweehonderd jaar mogen bidden en werken.

Er woonden zowel mannen als vrouwen; men schat in de bloeitijd een kleine honderd. Het klooster deed in naam van Dodo dienst als ziekenhuis. Van hieruit zijn de veel venen drooggelegd. Akkrum en Heerenveen hebben veel aan Dodo te danken. De dorpen Haskerhorne en Oudehaske zijn naar hem vernoemd. Watersporters met zicht op de Kapelle passeren het Nonnegat en het Montsjerak (Monniksrak). Vliegeniers kunnen de naam in het bos zeker vinden als ze het maar willen zien. Wandelende pelgrims lopen tegen dit paaltje aan:

Het is nog altijd een modderig en schraal landschap; daar blijkt niet veel aan te doen. Maar ben je een oprjochte pelgrim en banjer je vastberaden over het pad, dan stuit je vlakbij de wijzer op een muur gebouwd van kloostermoppen en een gemetselde afbeelding van onze Dodo, plus een van de witte koe die hij gekregen had nadat hij een zieke had weten te genezen.

De Kapelle zelf is liefdevol ingericht met gevonden voorwerpen uit het voormalig klooster. Er is een kruis opgericht van kloostertegels waaronder je waxinelichtjes kunt branden.

Ik zal niet zeggen waar je de sleutel vinden kunt; wanneer je werkelijk wilt, vind je die wel.

Ivo de Jong

Dodo (2)

Dappere Dodo heeft net als ik en die andere lieve kijkbuiskinderen, nooit beseft wie zijn veel oudere naamgever is geweest.

De originele Dodo van Hascha of Asch werd geboren in de buurt van het inmiddels wereldberoemde Bartlehiem. Als kind bleek hij gezegend met genezende krachten. Het huisje werd al gauw te klein en moeder verstopte hem in het grote klooster. Maar Dodo verlangde het kluizenaarschap.

Dat werd aanvankelijk Bakkeveen, maar de laatste vijf jaren vertrok hij naar de eenzamer onveilige venen verderop. Ook hier, tusen wat nu Akkrum en Heerenveen heet, wisten gelovigen in nood hem echter te vinden.

Dodo was zeer godvruchtig, bad dag en nacht – hij heeft er de zogenaamde kamelenknieën aan overgehouden. Tenslotte bad hij zich een ongeluk: in 1231 viel het dakje van zijn kot op zijn kop.

Toen men hem daaronder terugvond, bleek Dodo behalve de heilige knieën ook de stigmata te hebben: de vijf wonden van Jezus in handen, voeten, en in zijn zij.

Nu kijk ik naar de zwart witte foto van Dodo voor de katholieke kerkvensters en pas nu valt het me op  dat ook de pop stigmata in zijn handen heeft!

Toen echter waren dat de gaatjes waardoor poppenspeler Bert Brugman, naar het voorbeeld van de wajangpoppen, stokjes in de handpalmen gestoken had. Het was een vondst waarop hij octrooi had aangevraagd; door deze vondst kon hij zijn poppen natuurlijker laten bewegen dan die van de poppenkast. Zijn uitvinding, de erfenis van Dodo heeft wereldwijd gevolgen gehad. Maar daarover een volgende keer.

Toen in 2018 Leeuwarden de culturele hoofdstad van Europa werd, heeft Haskerdijken daarvan goed willen profiteren. Het dorp is ingeklemd tussen snel-, water- en spoorwegen. Men heeft met het hele dorp een spektakelstuk opgevoerd; er is een Dodo-park aangelegd met, vanuit de hemel gezien, een uitsparing waar je de naam “Dodo” in kunt lezen (ik heb het gezien! Ben er speciaal overheen gevlogen) en er is een Dodo-pad, onderdeel van de camino naar Santiago.

De bevlogen musicus en Dykster Gerben van der Veen studeert er met zijn koren (“De Fryske Passy”) en doet mee aan de vespers, eens in de maand. Ik vond het de mooiste diensten die ik mijn negen maanden in Friesland heb meegemaakt.

Dat ligt vast deels aan mijn eigen geschiedenis. Dodo is mijn heilige. Vanaf nu groet ik hem niet alleen meer in het voorbijgaan, maar zal ik ook een kruisje slaan (niet in de auto. Zo’n dappere Dodo ben ik niet).

Ivo de Jong

Dodo

“Dag Dodo!” roep ik zodra ik tussen Akkrum en Heerenveen het kapelletje voorbij zoef.

Vandaag, de laatste vrijdag van september trein ik terug naar Rotterdam voor de allerlaatste bijeenkomst van mijn 85plus gespreksgroep op Zuid. Tien jaar geleden nam ik van onze Martine Pothuis (eens voorzitter van de landelijke NPB) de leiding over. Wat hebben we van elkaar geleerd en genoten! De groep van dappere Dodo’s was een maandelijks hoogtepunt. De groep is wegens natuurlijke omstandigheden geslonken.

Na het einde van de middag ga ik bij Martine aan (ze woont op Noord). Ik zal haar “dappere Dodo” noemen om haar veerkracht: die heeft ze nog altijd. Martines jaren (88) zijn natuurlijk gaan tellen. Soms vergeet Martine haar telefoon. Soms weet ze niet dat ze de tegenwoordige tijd vergeet. Maar daarnaast weet ze nog vrijwel alles van de oorlog, haar vader, van ons vrijzinnig kerkje te Schiedam (dominee Heije Faber, dominee Schouwink) en later die van dominee Annie Mankes – Zernike op Zuid.

Maar ik neem jullie met plezier mee naar het nog verdere verleden, naar toen de heilige Dodo nog niet “dappere” werd genoemd. Dat kwam pas in 1960; die geschiedenis en vele andere van Dodo’s eigenaardigheden doe ik later uit de doeken. De oer-Dodo waar ik het over heb en die mijn beschermheilige is geworden, stierf in 1231 op de plek waar kort na zijn hemelvaart een klooster is gebouwd en later de Kapelle verrees die je zowel vanuit de trein als uit de auto kunt groeten.

Dodo’s heiligendag is 30 maart: dan kun je daar een kaarsje branden.

Een half jaar geleden was er een tentoonstelling in het Fries museum over Friese vroomheid in de middeleeuwen. Wat stonden er toen veel kloosters in het toen nog veel grotere Friese land!

Ze zijn allemaal ondergronds gegaan, al is er een weer opgedoken en wel (of all places!) in Jorwerd.

Ik heb tot mijn verbazing op de expositie geen woord over Dodo gelezen. Gemiste kans; hij heeft als heilige oudere papieren dan Titus Brandsma of kardinaal de Jong (staat nog in de wachtrij). Bonifatius was allesbehalve een Fries. Nee dan Sint Dodo! Er blijkt veel moois over hem te vinden.

Dus ik greep die kans.

Dodo ken ik sinds 1982 toen ik leraar Godsdienst was in Heerenveen. Havovierders maakten een werkstuk over hun kerk en een meisje schreef me over opgravingen bij hun boerderij, vlakbij “De Kapelle”. Ik ben daar later driemaal uit preken geweest en heb steeds bij de familie gegeten.

Maar eigenlijk ken ik Dodo al eerder, als “Dappere Dodo”. Dappere Dodo was de allereerste televisieserie voor de jeugd en werd tussen 1955 tot 1965 uitgezonden door de toen nog katholieke KRO. Aanvankelijk heette de pop gewoon Piet, maar conform de eigen identiteit en de verzuiling is de directie met de natte vinger in de heiligenkalender op zoek gegaan naar een Roomse naam. Dat werd dus: Dodo. Dat “dappere” ervoor allitereerde nog lekkerder.

Deze Dodo is een maal of 75 op onze nationale TV geweest (op Youtube kun je hem warempel terugzien).

Ivo de Jong, emeritus

Recensie: Moderne psalmen van Paul Simon – agnostische mystiek

Mijn ouders hadden ooit de lp Bridge over ‘Troubled Water’ van Simon & Garfunkel. Wat een geweldige plaat! Ik herinner me vooral het grandioze titelnummer, het swingende Cecilia en het exotisch klinkende El Condor Pasa, maar ook het melancholische The Only Living Boy in New York maakte indruk. Wat een stemmen, wat een creativiteit en wat een zeggingskracht in de liedteksten! Het zou het laatste studioalbum van het duo zijn. Maar los van elkaar bleven ze platen maken.

Onlangs verscheen alweer het vijftiende soloalbum van de bijna 82-jarige Paul Simon. En omdat de cd Seven Psalms heet, raakte ik geïntrigeerd. Psalmen? Waar zouden die over gaan? Ik besloot de proef op de som te nemen. En ik kan alleen maar zeggen: wat een bijzondere cd! Een testament, zou ik haast zeggen.

Verstild

Wie Paul Simon nog kent van de uitbundige gospels op Wednesday morning 3 AM, het debuutalbum van Simon & Garfunkel, die wacht een verrassing. Seven Psalms is een ingetogen, mystieke en bij tijd en wijle donkere plaat. Simon valt meteen met de deur in huis.

I’ve been thinking about the great migration
Noon and night, they leave the flock

Simon zingt over de grote reis van leven naar dood die, zo voelt hij, ieder moment kan beginnen. Steeds meer vrienden en bekenden overlijden, zo licht hij ergens toe. They leave the flock. En nu is het tijd voor hem om de balans op te maken.

I lived a life of pleasant sorrows
Until the real deal came
Broke me like a twig in a winter gale
Call me by my name

Geleide meditatie

Simon peilt een half uur lang de tijd, het leven, de dood, God en de eeuwigheid. Hij maakt er een reis van en nodigt ons uit om mee te gaan. Niet voor niets bestaat het album uit maar één track met zeven delen. Het is duidelijk niet de bedoeling dat je een deel overslaat. En dat werkt. Eigenlijk is het een soort geleide meditatie die je over je heen moet laten komen. Het album begint met een bel en eindigt ermee. Als ik de cd in de auto draai, duurt-ie precies zolang als een rit naar Rijnmond.

Het verhaal gaat dat Simon op een nacht droomde dat hij aan een project bezig was dat ‘Seven Psalms’ heette. Hij werd wakker en schreef het op. Later droomde hij complete dichtregels, die hij ook steeds in alle vroegte noteerde en daarna uitwerkte. Religieus is hij niet, zegt hij van zichzelf. Maar spiritueel toch wel, zou ik zeggen, gezien de liedteksten.

God

Zoekend en tastend naar de zin van het leven, gaat Simon de vraag naar God niet uit de weg. Sterker nog, hij maakt van God een terugkerend refrein dat de liederen aan elkaar rijgt. Er komen allerlei beelden van God langs, zonder dat Simon zweverig wordt of God in beton giet: “I’m not a doctor or a preacher / I’ve no particular guiding star.”

The Lord is my engineer
The Lord is the earth I ride on
The Lord is a face in the atmosphere
The path I’ll slip and I’ll slide on

The Lord is a virgin forest
The Lord is a forest ranger
The Lord is a meal for the poorest of the poor
A welcome door to the stranger

The Covid virus is The Lord
The Lord is the ocean rising
The Lord is a terrible swift sword
A simple truth, surviving

God lijkt voor Simon licht én donker, een troost én een uitdaging. God is overal én nergens:

The Lord is a puff of smoke
That disappears when the winds blow
The Lord is my personal joke
My reflection in the window

Simons toon is steeds gemoedelijk, vragend, zoekend, tastend en nuchter. Als een open uitnodiging om mee te denken, mee te voelen met alles wat in hem leeft. En de muziek sluit daar nauw bij aan. Uiterst knap volgt de begeleiding de gevoelslagen van de tekst, nu weer weerbarstig, dan weer harmonieus. Steeds ontdek ik er weer iets nieuws in.

Technicus
Zo ging ik na verloop van tijd anders luisteren naar de tekst ‘The Lord is my engineer’. Ik dacht eerst dat Simon God vergelijkt met een soort bouwmeester, een beetje zoals bij de vrijmetselarij. Maar aan het eind voegt hij toe: ‘The Lord is my record producer.’

En toen ging mijn radiohart een beetje open. Want een engineer is ook een (audio)technicus. Ik zag een technicus voor me die, onzichtbaar achter het glas van een opnamestudio, sprekers of zangers op hun mooist laat klinken en ze opnieuw laat beginnen als ze een fout maken. Weer eens iets anders dan ‘de Heer is mijn herder’.

Slot

Het slot van de cd is wat mij betreft het mooiste deel – maar dat komt misschien ook doordat we daar pas belanden na het beluisteren van alle voorgaande delen (we kunnen er immers niet snel naartoe zappen). Begon Simon met ‘I’ve been thinking about the great migration’, hij eindigt met een bijna wanhopig ‘Wait. I’m not ready / I’m just packing my gear. Wait. My hand’s steady / My mind is still clear.’

En dan zingt zijn vrouw Edie Brickell – die ook een rol heeft in de laatste minuten van het album – een prachtig, troostrijk fragment, waarbij Simon invalt bij het laatste woord:

Life is a meteor
Let your eyes roam
Heaven is beautiful
It’s almost like home
Children get ready
It’s time to come home

Amen

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld-Giessendam

 

Recensie: Prachtige wereld, Waar ben je

Sally Rooney – Prachtige Wereld, Waar Ben Je 

Schöne Welt, wo bist du? Kehre wieder…!

Deze regel uit een gedicht van Schiller koos Franz Schubert voor een van zijn liederen. Ik luister ernaar terwijl ik schrijf over het boek dat naar die grote vraag genoemd werd.

Handelt het in Schillers gedicht om heimwee naar een voorbije tijd, in het boek van Sally Rooney worstelen twee van de vier Ierse hoofdpersonen (Alice en Eileen) met het besef dat die ideale wereld kennelijk nergens bestond of bestaat. De andere twee hoofdpersonen (Felix en Simon) lijken juist een manier gevonden te hebben om met dat verlangen om te gaan. Simon is, ondanks Ierland, katholiek en werkt voor een politiek uiterst linkse partij en Felix, Alice en Simone vinden dat tegelijk fascinerend en raar. Felix is een pragmatische handwerksman; direct, scherp, nuchter en bij vlagen cynisch. En hij blijkt prachtig te kunnen zingen.

Vinger op de zere plek of doekje voor het bloeden

“Prachtige wereld, waar ben je” speelt in het hier-en-nu tot en met COVID. De vier karakters zijn herkenbare postmoderne millennials. Ze schrijven, mailen, appen en ruziën met elkaar over de tijd, politiek, schoonheid, seks, relaties, moraal, schoonheid en (jawel) waarheid. Hun vragen en antwoorden, worsteling en verlangens zijn actueel. Daarom is het boek zo’n enorme hit geworden: het legt de vinger op zere plekken. Bovendien is het prachtig en geloofwaardig geschreven.

Dit boek is Sally Rooney’s derde. Het zal net als haar vorige (“Normal People”- ook op NLziet) verfilmd gaan worden.

Ik heb het boek gekocht nadat ik een inspirerende recensie van Marianne Thieme in de Groene Amsterdammer las (“Sally Rooney lijkt klaar voor een terugkeer naar de kerk, maar deinst toch terug”). Thieme is na haar carrière in de politiek (PvdD) theologie gaan studeren en daar onlangs in afgestudeerd.

Lezen in etappes

Ik kon het boek niet in een ruk uitlezen, maar heb het vaak in mezelf moeten laten rijpen. Het is het type boek waarvan de echo luider is dan de klap.

Zo herinnerde ik me een verhaal uit de Donald Duck. Ik moet een jaar of 10 geweest zijn maar het is me altijd bijgebleven (ergens hoop ik dat iemand de strip nog weet op te duikelen). Donald, Dagobert en de neefjes lijden schipbreuk en dobberen rond op de lege zee als er ineens een eiland opduikt. De vijf gaan aan wal, en natuurlijk is het Donald die er meteen een vlag wil planten.

Blijkt het toch een walvis…

Geen grondslag; geen anker. We staan allemaal op drijfzand. Ik kom vaak in dit soort gesprekken terecht en dan denk ik steeds weer aan die schipbreuk van de Ducks.

Zingeven

Er wordt veel theoretisch nagedacht over onzekerheid, richtingloosheid en de leegte. Ik vond het een verademing er een sterke roman (“novel”) over te lezen. Als in een boek van Tolstoi kun je je in “Prachtige wereld” met alle vier de personen identificeren. En zoals Tolstoi ergens jaloers was op het geloof van Dostojevski, zo speelt Simon een soort van prins Myshkin of Alyosja Karamazov. De wereldliteratuur met zijn eeuwige thema’s speelt van nature in dit boek mee.

Alice

Alice mailt Eileen: “Vanmorgen liep ik moe en gedesoriënteerd door een straat in de buurt van mijn hotel, vond een lege kerk en ging naar binnen. Daar heb ik een minuut of twintig gezeten, badend in de stille, ernstige sfeer van heiligheid, en een paar pittoreske tranen geplengd om de noblesse van Jezus (…). Ik voel een sterke sympathie voor hem, genegenheid, en als ik over zijn leven en dood nadenk, raak ik ontroerd. Meer niet. (…) Vroeger waren mensen van onze leeftijd getrouwd en hadden ze kinderen en liefdesaffaires, maar nu is iedereen op zijn dertigste nog single en deelt een huis met huisgenoten die ze nooit zien. Het traditionele huwelijk was duidelijk niet geschikt voor zijn doel en eindigde bijna overal in een of andere vorm van mislukking (…). Je voorkomt natuurlijk wel veel problemen als je alleen blijft, celibatair leeft en je persoonlijke grenzen zorgvuldig bewaakt, maar het betekent wel dat er vrijwel niets meer overblijft wat het leven de moeite waard maakt. (…) Maar we hebben dan wel de muren gesloopt die ons gevangen hielden, maar wisten we wel waarmee we ze wilden vervangen?”

Waarom lezen?

Mensen ervaren zichzelf als vlottende containers. Drijven we almaar verder af van onze wortels, van onze traditie? In dit boek staan dialogen die het zin-zoeken van deze tijd verwoorden op een manier die aanspreekt. Je gaat vanzelf met de verschillende karakters in gesprek en ontdekt ze in jezelf, en in je vriendenkring.

Als wij een vereniging zijn van en voor zinzoekers, dan heeft Sally Rooney ons veel te vertellen. Marianne Thieme eindigt haar recensie met: “Ik zie zeer uit naar haar volgende roman”. Ik ook.

Ivo de Jong
emeritus voorganger

(“Beautiful World, Where Are You”; vertaling Gerda Baardman en Jan de Nijs)
Ambo Anthos 2021, 334 pagina’s

Recensie: Een brief die niet meer dicht kan

Op de voorkant van het nieuwste boek van de remonstrantse theoloog en filosoof Johan Goud (1950) zien we een schilderij met daarop een brief vol priegelige zinnen. Op die brief ligt een bril, bijna als een open uitnodiging om ‘m op te zetten en de brief te ontcijferen. Het is een zorgvuldig gekozen beeld bij het eerste deel van de titel van het boek: Een brief die niet meer dicht kan. Gesprek met mijn ongelovige alter ego.

Goud ontleende de titel weer aan een gedicht van Tom van Deel dat gaat over een ander schilderij, nl. ‘Brieflezende vrouw’ van Vermeer.

Wie ziet zichzelf zo niet staan, een keer,
met in de hand een brief die nooit meer
dicht kan en te lezen blijft, gelezen blijft.

De brief-die-niet-meer-dicht-kan keert een paar keer terug in het boek. Nu weer als beeld voor een traumatiserende mededeling die we steeds weer moeten spellen om het slechte nieuws te laten indalen, dan weer als een goed bericht dat we met veel plezier blijven lezen. Aan het eind van het boek fungeert de brief ook als beeld voor een uitnodiging aan ons adres.

Al met al staat de brief voor ‘geloven’, want daar gaat het boek van Goud over. Geloof dat zowel afschrikt als uitnodigt. Het boek is een uitwerking van een artikelenserie die Goud in 2020 en 2021 schreef voor het blad AdRem. Daarin wierp hij zo nu en dan de vraag op wat hij zelf eigenlijk gelooft. In het boek wil hij daar dieper op ingaan. Hij gaat op zoek naar zijn eigen stem.

Eigen stem

Ik hou van boeken waarin theologen proberen te verwoorden wat ze zelf geloven. Dat soort boeken overstijgen meestal de algemeenheden. Ik vind ze daarom vaak ook eerlijker. Zelf zou ik het nog best lastig vinden zo’n boek te schrijven. Want wat is precies mijn eigen stem? Die stem is wat onvast, zoekend, ontdekkend en daarmee wisselend. Misschien moet je wel een zekere leeftijd hebben bereikt om heldere lijnen te zien in je eigen denken en daar met enige trefzekerheid woorden voor te vinden.

Hoe klinkt Gouds eigen stem? Fijnzinnig, subtiel en precies. Tenminste, die woorden komen bij me op tijdens het lezen van zijn boek. Aanvankelijk had ik zelfs de neiging om ‘eigen stem’ tussen haakjes plaatsen. Want Goud spreekt bij voorkeur via citaten van schrijvers en dichters. Op zich niet verwonderlijk voor iemand die hoogleraar ‘zingeving in literatuur en kunst’ is geweest. Toch had ik vooraf bij ‘eigen stem’ iets anders verwacht. Iets meer autobiografisch misschien. Toch noemt Goud het zijn meest persoonlijke boek tot nu toe. Hoe dat zit, legt hij uit in het eerste hoofdstuk:

Als pastor, theoloog, filosoof, preker, docent, leen je woorden uit, stel je taal beschikbaar. Bovendien leen je dikwijls woorden van anderen. Maar hoe klink je zelf? Als je op die vraag antwoord geeft, komen alle dingen die door anderen gezegd en geschreven zijn, hoogstwaarschijnlijk mee. Je ontdekt dat authenticiteit iets anders is dan het puur en alleen ‘jezelf’ zijn. Ook als je je daarvan nauwelijks bewust bent, ben je niet de enige eigenaar van jezelf. Door alles wat je voelt, denkt en zegt, lopen draden in het donker die je verbinden met de wereld van vroeger en de wereld om je heen. Anderen kunnen ze vaak scherper onderscheiden dan je het zelf doet (p. 15 en 16).

Ongelovig alter ego

Goud schrijft dat in hem twee ‘ikken’ huizen. Als kind was hij onbevangen, argeloos en dromerig. Toen zijn vader uit het leven stapte, kwam er bij de toen veertienjarige Goud een sterke rationele inslag bij, die wantrouwend op zoek ging naar ‘zin in een zee van zinloosheid’. Zijn ‘ongelovige alter ego’ noemt Goud die andere kant. Maar zijn vertrouwensvolle ‘ik’ verdween niet. Beide kanten maken deel uit van wie Johan Goud is. Zijn geloof beschrijft hij dan ook als een voortdurend gesprek tussen zijn twee ‘ikken’. En in dat gesprek zoekt Goud naar woorden, vaak geleend van andere zoekers in kunst, literatuur en filosofie. Dichter Rutger Kopland noemde hem ooit een ‘zoeker in taal’.

Goud deelt zijn boek op in vijf delen. De eerste vier laten zich lezen als een inleidende aanloop naar het antwoord op de vraag wat hij zelf gelooft. In het laatste deel, ‘Inhouden van geloof’, volgt Goud de structuur van de remonstrantse geloofsbelijdenis van 2006 waarvan hij een van de opstellers was. Achtereenvolgens gaat hij in op zelfkennis, de geest van vrijheid, de gekruisigde, God als raadselwoord, nu, toekomst, aan de dood voorbij, vergeving, vrede en vrijheid en de geloofsgemeenschap.

Wie hoopt op een stevig gesprek tussen de dromerige Goud en zijn ongelovige alter ego, of een eerlijke onderlinge bevraging, komt wat bedrogen uit. De beloofde dialoog tussen de beide ‘ikken’ wil niet echt van de grond komen. Daarvoor zijn de beide kanten van Goud in de loop der jaren te zeer versmolten geraakt, denk ik. Zelden trekt hij in twijfel wat hij zegt te geloven (of niet te geloven) en daarmee maakt hij het zichzelf niet heel moeilijk.

Schat aan mooie woorden

Desondanks bevat het boek een schat aan mooie woorden en gerijpte inzichten, precies de reden waarin ik zo hou van boeken van theologen die schrijven over hun geloof. Zo breekt Goud gepassioneerd een lans voor grensoverschrijdend denken. Denken kan niet zonder dichten, zegt hij. Het is de verbeelding die het denken verder brengt. Niet dat we ooit definitieve antwoorden zullen vinden, maar zo komen we tenminste wel tot eerlijke antwoorden, schrijft Goud.

Verder is Goud een groot Levinas-kenner. Veel centrale ideeën van deze Frans-joodse denker lezen we terug in ‘Een brief die niet meer dicht kan.’ Zoals over de ‘ander’ die hier en nu onze aangeharkte wereld binnenbreekt en ons aankijkt. Religie is daar te vinden, waar we die ander werkelijk ontmoeten en in gesprek gaan, schrijft Goud. Een dialoog op ooghoogte. Dat kan als we een ander een luisterend oor bieden, maar ook als we, zoals Goud doet, ons denken scherpen aan het werk van bijvoorbeeld een schrijver of dichter.

Belangrijkste vondst

Goud raakt me met wat hij zijn belangrijkste vondst noemt, nl. het besef dat wij leven van wat ons gegeven wordt. Denk aan de aarde, zuurstof, de zon, slaap, liefde, plezier in je werk. Als we ervan doordrongen raken hoezeer we afhankelijk zijn van wat ons zomaar toevalt worden we zelf vrij om te geven, schrijft Goud. Dan komen we in het geweer tegen wreedheden die andere mensen en dieren worden aangedaan. Want ook hun bestaan is geschonken en, zo merkt Goud treffend op, kan een geschenk aan ons worden.

Voor wie tast naar woorden als het over geloven gaat – en wie doet dat eigenlijk niet – kan Goud een fijne gids zijn. Een gids die ruiterlijk erkent dat spreken over God eigenlijk helemaal niet kan. Zijn zorgvuldig zoeken in taal, doorspekt met talloze tot nadenken stemmende citaten, probeert niet alleen te verhelderen wat hij zelf gelooft, maar kan zeker ook anderen helpen iets van hun eigen stem te ontdekken.

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld/Giessendam

Johan Goud, Een brief die niet meer dicht kan. Gesprek met mijn ongelovige alter ego (Boekscout, 218 p.) € 21,99. ISBN: 978-94-646-8479-7 (kijk voor de tekst van de remonstrantse geloofsbelijdenis op: https://t.ly/m8vx9)
U kunt het boek bestellen in de webshop van de Remonstranten