Recensie: Leven zonder God van Rik Peels
Auteur ‘Leven zonder God’ zoekt gesprek maar komt met gelijkhebberigheid
De titel van zijn boek intrigeert, dat moet ik hoogleraar godsdienstfilosofie Rik Peels nageven, net als de ondertitel: “Wat je kunt leren van atheïsten.” We zien een witte duif boven een veelkleurig landschap. Zou het mozaïekachtige plaatje staan voor de veelheid aan levensovertuigingen, met en zonder God, die naast elkaar groeien en bloeien? De achterflap belooft “een ontdekkingsreis naar de kern van atheïsme.” Ik ben meteen benieuwd.
Peels schrijft op de achterkant van het boek: “In debatten over godsgeloof hebben atheïsten, agnosten en gelovigen iets over het hoofd gezien. De aandacht is voornamelijk uitgegaan naar argumenten voor en tegen het bestaan van God, maar atheïsme zelf is niet voldoende onderzocht. Terecht hebben atheïsten ieder aspect van een godsdienstige levensbeschouwing aan de orde gesteld. Maar het wordt nu tijd om atheïsme zelf op die manier kritisch te onderzoeken. […] Met deze rijke verkenning van doelbewust leven zonder God transformeert Rik Peels het debat tussen atheïsten en gelovigen tot een streven naar een dieper begrip van elkaar.” In zijn inleiding voegt Peels er nog aan toe dat hij een gesprek wil zonder dat een van de kampen zijn gelijk wil halen of dat de een de ander wil ontmaskeren. Als niet-theïst denk ik dan: ‘Kom maar op!
Vermomming
Maar dan blijken de wervende woorden op de omslag al snel een vermomming te zijn voor een wat ronkende verdediging van het theïsme, dus het geloof in een persoonlijk God. Wat een teleurstelling! Het begint er al mee dat Peels zich in zijn boek alleen richt op atheïsten die ervan overtuigd zijn dat er helemaal geen goden bestaan. Positief atheïsme noemt Peels dat, tegenover negatief atheïsme dat geen behoefte heeft aan welke god dan ook. Ook agnosten laat Peels buiten beschouwing. Die zeggen simpelweg niet te kunnen weten of er wel of geen God bestaat. Peels vindt dat het daarom geen zin heeft om met hen in debat te gaan. Hij haalt veel liever overtuigde atheïsten aan van het type Richard Dawkins, Daniel Dennett of Herman Philipse. Misschien omdat hijzelf een overtuigde theïst is. Want ‘geloof’ is volgens Peels: ‘geloven in een bovennatuurlijk persoon die het aanbidden waard is.’
De consequentie van deze toch wat beperkte insteek van Peels is dat het boek nogal zwartwit uitpakt. Wat jammer is, omdat volgens mij het grote grijze midden de plek is waar de meeste mensen zich ophouden. In ieder geval zorgt de auteur ervoor dat ik me als vrijzinnige behoorlijk buitengesloten voel bij het lezen van het boek. Niet alleen omdat Peels slechts de argumentaties noemt van een tamelijk klein groepje rabiate God-ontkenners. Maar ook omdat Peels de ideeën van de door hem geselecteerde atheïsten niet alleen maar verkent, zoals hij belooft te doen op de achterflap van het boek. Hij veegt ze van tafel en probeert vervolgens te bewijzen dat zijn eigen theïstische standpunten veel redelijker zijn. Is dat wat Peels onder een gesprek verstaat? Het komt op mij meer over als een strijd.
Karikaturaal
Zo steekt Peels veel energie in het laten zien dat lang niet alle argumenten hout snijden waarmee de door hem aangehaalde atheïsten gelovigen te lijf gaan. Zo zouden atheïsten beweren dat ze onafhankelijke denkers zijn en gelovigen niet. Peels haalt dat onderuit door erop te wijzen dat ook atheïsten hun helden hebben die ze vereren. Dus zo autonoom denken ze niet, wil Peels maar zeggen. Ook is het Peels opgevallen dat ze alleen sceptisch zijn ten aanzien van religieuze ideeën, terwijl ze van natuurwetenschappen zouden denken dat die altijd ontwijfelbare kennis opleveren. Verder blijken de door Peels aangehaalde atheïstische voorstellingen van God of het christendom nogal simplistisch te zijn en tamelijk karikaturaal. En waarom, zo vraagt Peels zich af, zou een gelovige altijd moeten bewijzen dat God bestaat? Waarom zou niet ook een atheïst niet gewoon bewijzen moeten aandragen dat God niet bestaat?
Allemaal prima als je van dat soort gelijkhebberigheid houdt. Maar het boek belooft een open gesprek met atheïsten. En dat wil maar niet van de grond komen. Peels biedt geen enkele ruimte voor een atheïstisch weerwoord. En dat vind ik een gemis. Peels schrijft wel dat hij wil leren van atheïsten. Maar soms lijkt het wel op ‘leren aan atheïsten.’ Ik lees in het dankwoord dat Herman Philipse het manuscript vooraf heeft mogen inzien. Wat was zijn commentaar? Ik had het graag gelezen.
Aan de andere kant, zou een werkelijk debat wel iets hebben opgeleverd? Ik ben bang van niet. Natuurlijk, je kunt elkaars argumenten en redenaties wegen. Maar willen aantonen dat het redelijk is of juist niet om in het goddelijke te geloven is mijns inziens een tamelijk heilloze weg. Geloven is naar mijn idee niet het aannemen van bepaalde beredeneerbare waarheden waarover je kunt welles-nietessen. Zelf voel ik me veel meer thuis bij een kijk op geloven die liever zwijgt – of hooguit heel aarzelend spreekt – over het goddelijke, omdat alles wat we erover zeggen maar een slag in de lucht is. Daarover kun je volgens mij prima een gesprek voeren, maar niet met de intentie de ander ook maar ergens van te overtuigen.
Verbindende vragen
En dan, net als ik Peels’ boek wil wegleggen, eindigt hij met een prachtige passage: “[…] Ik keer telkens weer terug naar deze vragen [nl. naar de aard van de kosmos, het bestaan van God, noodzakelijkheid en contingentie, het wonder van het leven en de schoonheid van de wereld], omdat ik denk dat ze ertoe doen en dat de doordenking ervan iets is wat ons tot mensen maakt. Als het erop aankomt, is dat iets wat gelovigen, atheïsten, agnosten en sceptici verbindt. We moeten allemaal een weg vinden door het leven en lopen tegen dezelfde grote vragen aan.” Inderdaad. Het zijn de vragen die verbinden. Niet de antwoorden die dit boek denkt te kunnen geven.
Aries van Meeteren
Voorganger Hardinxveld-Giessendam
Leven zonder God door Rik Peels
Kokboekencentrum