Recensie: Freek de Jonge

“Kom verder”: wat een fijne titel. Het was de groet waarmee de Groninger theologieprofessor (en latere minister) G. van der Leeuw mensen uitnodigde in zijn studeerkamer. Dat overkwam ook de vader van Freek, Andries de Jonge. Van der Leeuw heeft een grote en heilzame invloed op de latere dominee De Jonge gehad. Freek heette toen nog Freetje; dit boek eindigt in Workum (deel twee zal beginnen in het Zaans Veem, 1951). Omdat hij overal tegenaan liep, krijgt Freet eindelijk zijn brilletje en “vanaf dat moment stootte de kleine brildrager zich alleen nog maar om de lachers op zijn hand te krijgen”.

Dit eerste deel van zijn memoires behelst zijn voorgeslacht, geen mens is per slot los verkrijgbaar. Onze geschiedenis begint lang voordat we geboren zijn. Voor dat besef moet je ouder (of grootouder) worden.

In de stamboom van Freek de Jonge spelen Kerk en geloof een ontzagwekkende rol. Freek de Jonge schrijft met compassie over zijn zwaar gelovige voorouders (Zeeland); schrijft met bewondering over zijn eigen erfelijk zwaar belaste vader en diens doorbraak (“kom verder”) naar modern pastor en predikant. Het leed in de pastorie en dat erbuiten komt binnen. Freek moet veel naar zijn vader heben geluisterd.

In dit eerste deel komt verrassend weinig ego of taalvirtuositeit voor. Het is goed geschreven; soms van de hak op de tak, even later weer met prachtige details.

Hij heeft goed leren kijken en luisteren, Freek de Jonge.

En waarom het goed is dit boek te lezen?

Freek de Jonge is steeds milder geworden over dominees en kerken; ik weet nog dat hij predikanten “broodtroosters” noemde (…). Wie heeft immers de wijsheid in pacht?  Dat zijn niet alleen de cabaretiers of de kunstenaars.

De preek is een sterk onderschatte literatuurvorm. Waar wordt nog zoveel gezongen en gedeeld, waar worden zoveel brieven voor politieke gevangen geschreven of geld opgehaald voor goede doelen als in onze kerken en kerkjes?

Ik denk dat Freeks melodie dezelfde is gebleven als die van zijn vader de dominee. De tekst is aangepast; maar: c’est le ton qui fait la musique.

Ivo de Jong
voorganger in Brielle, Rotterdam, Schiedam en Woubrugge

 

Recensie: Nescio

Nescio – Lieneke Frerichs (2021)

In 1918 verschenen drie verhalen van “Nescio” in een bundeltje: Titaantjes, De uitvreter en Dichtertje. Het boekje telde 130 bladzijden. Er werden vijfhonderd gedrukt. Na vijf jaar waren er 180 verkocht. De schrijver ontwaakte uit zijn jongensdroom en werd ruw wakker als procuratiehouder.

Juni dit jaar verscheen de 576 pagina’s tellende biografie Nescio: “Een fascinerend portret van J.H.F. Grönloh, bekend en geliefd als Nescio, met niet eerder gepubliceerde fragmenten uit dagboeken, brieven en andere persoonlijke documenten”.

Nescio. Het pseudoniem betekent: Ik weet niet, of: ik weet het ook niet, of ik weet het niet meer, of: je kunt maar nooit weten. Grönloh heeft pas vijftig jaar na die eerste druk de lof gekregen die hij verdiende. Dat kwam van Menno ter Braak, later volgden Gerard Reve en Simon Carmiggelt. Tegenwoordig is Tommy Wierenga pleitbezorger. Nog nooit is Nescio zoveel gelezen als in deze tijd. Twintig jaar geleden kocht ik deze eerste druk voor 400 euro; tegenwoordig wordt er  4000 voor geboden.

In de biografie staat dat Nescio kerkte bij de vrijzinnigen in het gebouw dat tegenwoordig bekend staat als Paradiso. Grönloh kwam daar regelmatig (dat wil zeggen elk jaar met kerst en oudjaar): ongeveer in de tijd dat ook Anna Zernike daar kerkte.

Of hij geloofde?

Hij verlangde. Hij voelde zich onaf: “verlangen zonder te weten waarnaar”. Wat is er een diepe kloof tussen kind en volwassene, tussen “De Heeren” en de dromers, tussen eeuwigheid en sterfelijkheid, tussen droom en daad (Elsschot): bijna niemand heeft dit zo schrijnend ervaren en zo raak beschreven als Nescio. Binnen in hem woonde een oprecht verlangen dat hij als jongeman herkende in idealen en vriendschap; later, zocht hij dat, melancholiek, vooral in de natuur. Daar werd hij soms transparant, daar herkende hij de bevlogenheid van zijn jonge jaren en daar ontmoette hij iets dat hij bij gebrek aan een beter woord “God” noemde. Een fragment uit zijn natuurdagboek:

wandeling woensdag 9 juli 1941

Maar de Heer is in de groote stilte en leegte en in dit wonderbaarlijke einde van een monumentalen dag. Deze dag is weer mijn geweest en mijn is deze betooverde wereld. De zon staat stil, het zal geen nacht worden. De tijd staat stil, de onbarmhartige eeuwigheid heeft erbarmen. God heeft de verganklijkheid van mij weggenomen en van deze bloeiende wereld. De hemel welft stil en blauw over het goedertiere groen, het graan staat zoo stil en er is een gouden gloed over en het land ligt daar als een mensch van wie men houdt. Dee wereld zal zoo blijven, hierna kan niets meer komen.

Als mijn fiets weer snort hoor ik plotseling een koekkoek.

En rondom, voor en achter me en opzij, hoor ik den onbegrijpelijken roep. Van waar? Dertien maal roept deze stem Gods van voorbij de grenzen van het begrip. En ik ben zeer dankbaar: “Hallelujah, prijst den onbegonnen”. Een schoonen dag heb ik weer op de eeuwigheid veroverd. De zon is bijna onder. Morgen zullen we verder zien.

Ivo de Jong,
voorganger Brielle, Rotterdam, Schiedam en Woubrugge

(“Halleluja prijs den Onbegonnen”. Het is een Remonstrants oudjaarslied. Het oude lied was hem dierbaar. )

Recensie: God onder de mensen

Op de vraag naar God zijn in de loop van de eeuwen allerlei antwoorden bedacht. Sommigen zien God als een kosmisch wezen. Een persoon. Anderen kunnen daar niets mee en ervaren God als natuur, energie of liefde. Wie zal het zeggen? Misschien is God wel een ander woord voor het Leven zelf? Of staat ‘God’ voor de roepstem van het mogelijke te midden van onmogelijkheden, zoals ik eens las? Carel ter Linden zei in een interview in Trouw (22 mei 2021): “God is dat wat ons mensen heilig zou moeten zijn.” Ook mooi, hoewel ik niet zo van het ‘moeten’ ben.

Joan Osborne zong in 1995 “What if God was one of us?” En daarmee voegt ze een interessant perspectief toe: “Just a slob like one of us, just a stranger on the bus trying to make His way home?” De forenzende God van Osborne zou zomaar kunnen opduiken in de nieuwste bundel van schrijver/dichter Toon Tellegen, getiteld ‘God onder de mensen’. “Soms is hij een kluizenaar, dan weer wordt hij wegens wangedrag aangehouden of is hij een buitengewoon goede balletdanseres”, staat op de achterkant van het boekje.

Het eerste verhaal valt met de deur in huis. “God woonde in een kerk. Naar alle tevredenheid, vond hij. Mensen zochten hem daar op, konden het goed met hem vinden. Maar op een dag veranderde hij van gedachte. Hij hing een briefje op de deur: ‘Ik ben even weg. God.’” Dat is nog eens een prikkelende opening. God is even weg. Net als ooit de boktor in een van de vele bundels dierenverhalen van Tellegen. Wat nu?

De schrijver weet over God net zoveel als ieder ander, noteert hij in het voorwoord. Dat is zo fijn aan God, vindt hij. “Daarom kan ik vrijmoedig over hem schrijven, zonder schroom, zonder wroeging, zonder angst, zonder spot […]” Wat voor God levert dat op? Een tobbende mannelijke God. Zo blijkt het briefje uit het eerste verhaal misleidend. God woont nog altijd in de kerk, maar wil niet dat de mensen dat weten. En zo sterft hij in eenzaamheid. Want, bestaat God nog wel als niemand meer aan hem denkt?

In het volgende verhaal leeft God overigens gewoon weer. Hij blijkt te botsen, te struikelen en – “mijn inschattingsvermogen is mijn zwakke punt” – in de sloot te vallen. Maar hij weigert om zich te laten helpen. Hij wordt zelfs boos als mensen hem hulp aanbieden. God vergist zich geregeld, is slechtziend, hardhorend en gevoelsarm, besluiteloos en inspiratieloos. Hij oogt oud (maar is in één verhaal juist heel jong) en houdt zich doof voor de nood van de wereld. Tot wanhoop van de mensen die hem willen afstoffen.

Het punt van Tellegen lijkt te zijn dat God is zoals hij is en dat de mensen dat weigeren te accepteren. Zij willen een God die er voor hén is en hun alles geeft wat ze van hem vragen. Maar God heeft daar geen boodschap aan. Hij heeft aan zichzelf genoeg. Of toch niet? God luistert aan deuren, glimlacht tegen een man die op hem wil lijken, wil dood (maar dat lukt hem niet), beantwoordt soms gebeden (en krijgt vervolgens spijt). En hij wil een godin.

Miscommunicatie

Het boekje beschrijft één grote miscommunicatie. De mensen begrijpen God niet en houden eigenlijk helemaal niet van hem. God wordt gek van ze. En omgekeerd drijft hij mensen tot wanhoop met wat hij doet of zegt. Het komt zelfs op enig moment tot een soort confrontatie. Mensen verzamelen zich en zeggen tegen God: “Doe niet zo raar, God!” “Wat moet ik dan doen?”, zei God na een korte stilte. “Niet raar!” God heeft geen idee hoe dat moet, maar besluit het te proberen. En dan gaat werkelijk alles mis.

God lijdt onder alle torenhoge verwachtingen. Hij vindt het prima als mensen niet meer in hem geloven en verspreidt het gerucht dat hij helemaal niet bestaat. Wat een rust! God krijgt spijt van zijn schepping (waarom had hij niet gewoon alleen muziek geschapen, vraagt hij zichzelf af), maar kan die niet meer ‘ontscheppen’. Dan vertrekt God en laat de mensen verweesd achter. Ze komen vervolgens op gezette tijden bij elkaar, halen herinneringen op aan hem en lezen elkaar voor uit zijn geschriften.

Weinig subtiel

Het is een donker boekje, met soms een wat weinig subtiele humor. En toch heb ik het met plezier gelezen. Tellegen zet alles wat mensen over God zeggen te weten op zijn kop of maakt het grotesk. Dat werkt heerlijk relativerend en tegelijk, juist door alle absurditeit, stemt het boek tot nadenken. Want wat beweren we eigenlijk allemaal over God? Wat denken we allemaal over hem/haar/het te weten? Wat voor kretologie hebben we allemaal opgetuigd in zijn naam?

Ergens in het boek schrijft God een briefje: “Jullie zijn voortaan van mij af.” Maar hij eist vervolgens nog wel iets: “En dat [is] dat iedereen met onmiddellijke ingang en onvoorwaardelijk van een mens zou gaan houden, nu het geen zin meer [heeft] nog langer van hem, God, te houden.” En dan denk ik onwillekeurig aan de samenvatting van de wet in de evangeliën waar het liefhebben van God gelijk wordt gesteld aan het liefhebben van de naaste, die is zoals wij zijn.

Aries van Meeteren
Voorgander Hardinxveld/Giessendam

 

 

 

 

(Afbeelding: ‘God de Vader’, van Rafaël Gorsen, te zien in de Basiliek H.H. Agatha & Barbara in Oudenbosch)

Recensie: Mijn held en ik

Bert Dicou/ Koen Holtzapfel (red.)
ISBN 9 789083 041933
Uitgeverij Skandalon
€ 16,95

Autobiografisch bijbellezen

Het gebeurt steeds vaker – in vrijzinnige kerken – dat de voorganger zijn toga thuislaat en plaats neemt achter de lezenaar, dicht(er)bij de gemeente. Misschien een logisch vervolg daarop is het boekje ‘Mijn held en ik’. Nu eens geen wetenschappelijk verhaal, maar verhalen over waar je als mens tegenaan loopt in het leven, ook als dominee.

Elf theologen vertellen hierin over een soms dubieuze ‘held’ in de bijbel waarin ze zich herkennen.

De inhoud

De eerste auteur begint met Lea, dochter van Laban en zus van Rachel die weggegeven werd aan Jacob. Jacob de bedrieger die meent haar mooie zusje Rachel getrouwd te hebben, maar de andere dag Lea in zijn bed vindt, en zelf bedrogen is. Ze neemt het op voor Lea en onderzoekt hoe (mannelijke) vertalers bijdroegen aan de negatieve beeldvorming rond haar.

Aardig is vervolgens het verhaal van haar collega die schrijft over Jacob, die niet sterk maar wel slim is. Eerlijk vertelt de schrijver hoe hij zich herkent in Jacob.

Mooi dat drie (vrouwelijke) theologen schrijven over thema ’s die vaak blijven liggen: het Hooglied nu met oog voor de lichamelijke liefde, de levensmoed van een menstruerende vrouw en de mis(ver)standen over en bij dieren.

En oja, was  Judas de enige leerling die verraad pleegde? Waar waren de andere leerlingen toen Jezus gekruisigd werd? Alleen de vrouwen bleven en stonden bij hem/ hem bij.

Actueel in deze tijd is het verhaal over de ongelovige Thomas. Is gelovig zijn altijd een goede eigenschap, of mag je zo je twijfels hebben en die ook uiten?

Tot slot

Dit is een boekje wat veel herkenning zal geven, want wie is er onfeilbaar? En misschien geeft het ook buitenkerkelijken meer vertrouwen richting de dominees in deze tijd. Aan het einde van het boekje zijn handreikingen voor gespreksavonden te vinden. Een mooi begin om jezelf en de ander beter te leren kennen. Want als we onze grote Leermeester mogen geloven, leidt alleen zelfkennis naar een betere wereld voor mens en dier.

Marianne Zandbergen

Recensie: Liefde als manier van kijken

Wat is liefde? De vraag stellen is een stuk makkelijker dan ‘m beantwoorden. Veel filosofen lopen er met een boog omheen, ontdekte Katrien Schaubroeck. Maar Iris Murdoch niet. Aries van Meeteren bespreekt het uiterst leesbare boekje van Schaubroeck over de Britse filosofe en schrijfster. Aardig bij het boekje over Iris Murdoch is nog de vermelding dat het is genomineerd voor de Socratesbeker. Volgende maand=april  wordt de winnaar bekend gemaakt.

Bij het uitmesten van de kast met bordspellen, kwam ik ‘De wereld van Sofie’ tegen, een soort triviant maar dan gebaseerd op het gelijknamige boek van de Noorse schrijver Jostein Gaarder. Net als het boek gaat het spel over filosofie. Spelers moeten bijvoorbeeld vragen beantwoorden over filosofen uit verschillende tijdvakken.

Maar het leukst aan het spel zijn de zestig kaarten met open vragen die ons zelf laten filosoferen. Denk aan ‘Wat is ruimte?’ Of: ‘Zijn mensen van nature goed of slecht?’ En: ‘Is er zoiets als goed of fout?’ Spelers die zo’n vraag trekken krijgen een paar minuten de tijd om er hardop hun gedachten over te laten gaan. Het levert vaak boeiende gesprekken op.

Helaas ontbreekt de vraag ‘Wat is liefde?’ En hoewel het logisch is dat de makers scherpe keuzes hebben moeten maken, de speeltijd is per slot van rekening beperkt, is het ergens ook wel weer een teken aan de wand. Want, zo ontdekte de Belgische filosofe Katrien Schaubroeck, filosofen houden zich naar verhouding weinig bezig met de liefde. Zeker als het gaat over liefde die de romantische liefde overstijgt.

Iris Murdoch

Schaubroeck wil daar wat aan doen en wijst in een piepklein boekje op het werk van de Britse filosofe en schrijfster Iris Murdoch (1919-1999). Murdoch heeft wél nagedacht over de liefde en zet zich nadrukkelijk af tegen collega’s die menen dat over liefde niets te zeggen valt omdat die zich slechts zou afspelen in het innerlijk van mensen. Filosofen kunnen zich beter richten op zichtbare handelingen, zo luidt het adagium tot ver in de 20ste eeuw.

Murdoch denkt daar anders over. Aan handelingen gaat volgens haar iets essentieels vooraf. Ze maakt dat duidelijk aan de hand van een beroemd geworden voorbeeld over een schoonmoeder. Die heeft een hekel aan haar schoondochter. De vrouw van haar zoon is maar vulgair, onbeleefd en kinderachtig. Tenminste, in de ogen van de schoonmoeder. Maar dan neemt ze een besluit.

De schoonmoeder houdt haar mening nog eens tegen het licht en denkt bij zichzelf: misschien ben ik wel ouderwets, bevooroordeeld en bekrompen! En dan, op het tweede gezicht, blijkt de schoondochter niet vulgair, maar verfrissend eenvoudig. Niet onbeleefd, maar spontaan. Niet kinderachtig, maar jeugdig.

Kijk, zegt Murdoch, hier is iets wezenlijks veranderd. Weliswaar heeft de vrouw geen ‘handeling’ verricht, d.w.z. iets gedaan wat voor andere mensen te zien zou zijn, maar er is wél iets gebeurd in het innerlijk van de schoonmoeder. En ook dat kun je een handeling noemen. De vrouw, zo schrijft Murdoch, heeft haar eigen vooroordelen onderdrukt en heeft haar schoondochter nu eens door een liefdevolle bril bekeken.

Echt kijken

En daar hebben we de korte versie van het antwoord op de grote vraag aan het begin van dit stukje: ‘Wat is liefde?’ Liefde is een manier van echt kijken (‘really looking’, zegt Murdoch). Liefde is kijken zonder vooroordelen. We moeten als het ware onszelf en onze eigen belangen opzijschuiven om aandacht te geven aan de ander én daar consequenties aan verbinden. Als dat geen handeling is!

Liefde vereist een andere bril, een andere manier van denken, voorbij aan zichzelf. Als wij naar een ander kunnen kijken alsof we hem of haar zelf zijn, krijgen we het niet meer over ons hart die ander onheus te bejegenen. Dan zien we dat die vervelende buurvrouw, ondanks haar nukken, ook een moeder is, of die nare collega iemands echtgenoot. Er valt dus van hem of haar te houden.

Zo onbevooroordeeld kijken naar anderen, kunnen we niet zomaar. Murdoch wijst op het belang van een leven lang oefenen in het worden van betere, liefdevollere mensen. Niet om werkelijk de perfectie te bereiken (dat lukt toch niet), maar als streven, met humor, mildheid en zelfrelativering. Het maakt uit hoe je over iemand denkt en met welke woorden je vervolgens over die persoon praat.

Katrien Schaubroeck heeft de inzichten van Murdoch handzaam en vooral uiterst leesbaar opgeschreven in ‘Iris Murdoch. Een filosofie van de liefde’ (2020). Een kleinood vol mooie gedachten en zinnen om nog eens na te denken over liefde en hoe we liefdevollere mensen kunnen worden. Zoals deze alinea die het slot vormt van Schaubroecks essay:

[Murdoch schrijft:] ‘Het is zo overduidelijk een goede zaak om vreugde te putten uit bloemen en dieren, dat mensen die potplanten kopen voor hun huis en naar torenvalken kijken zelfs verbaasd zouden kunnen zijn over het idee dat deze dingen iets te maken hebben met deugdzaamheid.’ Belangeloos aandacht schenken aan wat de natuur te bieden heeft. Een ruiker bloemen kopen omdat men zo kan genieten van de kleuren en geuren in huis. Het zijn oefeningen in leren liefhebben, en dus oefeningen in morele zelfverbetering. Wie had gedacht dat het zo makkelijk kon zijn om goed te doen?’

Een filosofie van de liefde, p. 79

Aries van Meeteren

Katrien Schaubroeck, Iris Murdoch. Een filosofie van de liefde (Letterwerk 2020), 84 pag.

 

Recensie: Oorlogen en Oceanen

Door Ivo de Jong

Nadat ik eind november 2019, bij de vrijzinnigen in Veenendaal de gedachtenisdienst geleid had, bezocht ik daar vlak bij de plek waar dominee Bastiaan Jan Ader in 20 november 1944 gefusilleerd is.

Er lagen bloemen op het monument.

Het ontroerde en verwarde me. Zonder zijn gewelddadige dood had ik hier niet gestaan.

Het verhaal van de dominee: ik moet daar wat mee.

Mijn vader was WIKA (“Werker in Kerkelijke Arbeid”). In 1951 kreeg hij een betrekking in Drieborg (Oost-Groningen) namens de dominee Aderstichting voor “werk onder de randkerkelijke jongeren”. Dat deed hij met accordeon en frisse overmoed. Toen en daar ontmoetten mijn ouders elkaar. Ze trouwden in 1955, mevrouw Ader staat met hen op de foto. In 1956 werd ik geboren. Toen mijn ouders hun zilveren bruiloft vierden, was ook zij van de partij.

En nu heb ik twee boeken van hun beide zoons in huis.

De kunstcatalogus van oudste zoon Bas Jan Ader kocht ik in het Van Abbe museum (Eindhoven). Daar lag toen een kopie van de Guppy3, het minizeilbootje waarmee hij de Oceaan overstak in 1975. Het spoelde negen maanden later onbemand aan

Bas Jan maakte intense kunst. Daarbij heeft hij zichzelf nooit gespaard.

 

Erik werd twee jaar na zijn broer en twee weken na de moord op zijn vader geboren. Nooit gekend, nooit gemist?

In zijn boek reist hij zijn vader achterna. “Domie” was in 1935 naar Palestina gefietst. Tijdens die tocht werd hem de toestand in Europa helder; het nationalisme, het antisemitisme.

Erik onderzoekt in zijn boek zijn vaders brieven, voetsporen en drijfveren; zijn geloof, zijn bevlogenheid, zijn moed en zijn positiekeuze. Vier eigenschappen? Misschien valt geloof samen te vatten in de laatste drie. Dan hebben beide broers het geloof van hun ouders geërfd. Zeker, wanneer je hun totale ervaring van het zeezeilen als mystiek beleeft.

Drie indrukwekkende boeken.

Dominee Ader heeft samen met zijn vrouw 300 joodse Nederlanders gered. Zij gelden in Israël als helden. Er is een gedenksteen; er is een bos naar hen genoemd. Erik is de geredde onderduikers en de gedenkplekken daar gaan opzoeken.

Hij botste met het Zionistische fundamentalisme; met de verdrijving en onderdrukking van de Palestijnen. Erik beschrijft het verhaal van het bos van zijn vader; dat het geplant blijkt op het terrein van door de bezetter vernielde olijfboomgaarden. Tien jaar geleden plantte hij een nieuw bos van 1000 olijfbomen op Palestijnse grond, met een gedenksteen ter nagedachtenis aan zijn vader. Het is een geschiedenis die we moeten volgen, want de nederzettingen rukken op en kolonisten vernietigen systematisch alles wat Filistijnen hoop zou kunnen bieden.

Het boek is bij vlagen onverdragelijk, maar: we moeten het weten, het moet tot ons doordringen:

“Het bloed van Abel roept nog steeds tot ons geweten: Wie ’t zingend overstemt, is Kaïns deelgenoot (lied 272 3e couplet)”.

Geloof is een houding; is het houden van mensen; eist verzet waar mensenrechten worden vertrapt.

Erik Ader, Oorlogen en Oceanen, Querido 2020, 406p.

Voorganger in de schijnwerper: Ineke Adriaansz

Kindertijd

Thuis gingen wij met kerst naar de kerk. Heel af en toe tussendoor ook nog eens, maar niet structureel. Mijn opa van moederskant was hervormd catecheet en directeur van een ‘tehuis voor ouden van dagen’ zo heette dat toen. Mijn vader kwam uit een liberaal gezin. Het geloof speelde nauwelijks een rol. Geloof en ongeloof op een kussen. Ik was een nieuwsgierig meisje en wilde van kleins af aan zelf naar de zondagsschool. Mede gevoed door opa, die voorlas uit de kinderbijbel.

Mijn opa

Ik mocht met opa mee wanneer hij ‘uit preken’ ging. We werden opgewacht op het station door een heer in krijtstreepjas. Ik kreeg in de consistorie van opa een pepermuntje, King van Tonnema uit Sneek-de woonplaats van mijn grootouders, en als hij de kansel opging, kreeg ik een knikje, dan mocht het pepermuntje in mijn mond. Alsof ik van God zelf toestemming kreeg! Opa en ik, we waren een hecht span. Na zijn overlijden raakte ik mijn geloofsnieuwsgierigheid een beetje kwijt.

Studeren

Ik werd juf en moeder en rond mijn 32e raakte ik in een depressie en ben daar uit eigen kracht uitgekomen, mede doordat ik HBO Theologie ging studeren in Zwolle aan de Hogeschool Windesheim, in 1986. Ik hervond mijn nieuwsgierigheid. In 1990 studeerde ik af en had meteen werk als kerkelijk werker in een grote toen al gefedereerde SOW gemeente in Zwolle Zuid. Daar was ik al snel ‘new age Ineke’ vanwege mijn voorkeur voor gesprekskringen rondom het nieuwe tijdsdenken. Ik heb daar 11 jaar gewerkt en een mooie tijd gehad. Daarna heb ik 15 jaar gewerkt als geestelijk verzorger in een verpleeg-en revalidatie centrum in Amersfoort. Weer een heel andere maatschappelijke tak en taak, de gezondheidszorg.

Vrijzinnigheid

Ondertussen werkte ik naast mijn geestelijk verzorger zijn vanaf 2011 in de Julianakerk in Heerde, vrijzinnigen Heerde. Daar ontdekte ik dat ik al jaren vrijzinnig was zonder het te weten. De ruimte, het mogen ontdekken samen, de eigenzinnigheid van een groep vrijzinnig denkende mensen,  boeiend en stimulerend. Ik kan kort zijn over wat vrijzinnigheid voor mij betekent: het is vrij en en het is zinnig en die twee zijn steeds naar elkaar op zoek. En juist dat zoeken naar zin vanuit het vrije, bevestigd mijn oude lijfspreuk ‘Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede!’.

Ineke Adriaansz

Voorganger in de Schijnwerper: Aries van Meeteren

Een zoektocht die nooit eindigt

Mijn naam is Aries van Meeteren. Ik ben 41 jaar en woon in Sliedrecht, samen met mijn vrouw Anoeska. Sinds februari 2016 ben ik voorganger van de afdeling Hardinxveld-Giessendam, de Kerk met de Beelden. Daarnaast ben ik al jaren nieuwslezer bij RTV Rijnmond.

Opleidingen

Van jongs af aan heeft religie, en dan met name het christendom met al zijn facetten, mijn warme belangstelling. Maar ook geschiedenis boeit me. Ik heb Maatschappijgeschiedenis gestudeerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. In mijn daaropvolgende promotieonderzoek heb ik onder meer aandacht besteed aan de rol van kerken bij het oplossen van conflicten tussen gemeenteleden.

In 2007 ben ik, inmiddels lid geworden van een vrijzinnige geloofsgemeenschap in Sliedrecht, begonnen aan een studie theologie. Na een paar jaar heb ik de switch gemaakt naar de vrijzinnige opleiding van het OVP in Bilthoven. Daar zwaaide ik in 2014 af.

Betekenis

Geschiedenis, theologie en journalistiek gaan alle drie over mensen. En ze hebben te maken met verhalen van mensen. Wat mij in al die disciplines fascineert, is het zoeken naar betekenissen die verhalen kunnen hebben. Daarnaast gaat het in de drie vakgebieden ook om het zo verstaanbaar mogelijk overbrengen van die verhalen. Daar ligt mijn hart.

Vrijzinnigheid

De zoektocht naar betekenis gaat steeds door, ook in ons eigen leven. Onze vragen veranderen onderweg voortdurend en sturen onze zoektocht bij. Antwoorden die we menen te hebben gevonden zijn steeds voorlopig. Het fijne van de vrijzinnigheid vind ik dat daar alle ruimte voor is en dat we binnen de afdeling daarin samen proberen op te trekken. In mijn werk hoop ik mensen te inspireren om te blijven zoeken en open te staan voor elkaar en het Ongedachte

Verbinding Monika Rietveld

Voorganger in de schijnwerper: Monika Rietveld

Wat ik zo prettig vind in de vrijzinnigheid is dat je mag ‘spelen’ en zo het goddelijk spel tot leven laat komen

Verbinding zoeken – verbinding leggen – in verbinding zijn

Ik ben Monika Rietveld en ben sinds kort pastoraal werker bij de VGH, de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap Hilversum. In de VGH is tussen Doopsgezinden, Remonstranten, Vrijzinnigen Nederland en Vrijzinnig protestanten een verbinding tot stand gekomen. Ik woon in Huizen en mijn beide kinderen wonen in het buitenland en vonden hun partners in respectievelijk Zweden en Turkije.

Een belangrijk thema in mijn leven is verbinding en dat probeer ik tot uitdrukking te brengen in mijn werk, tussen mensen, culturen en religies.

Interreligieus spectrum

Oorspronkelijk werkte ik als zorgcoördinator op een revalidatie afdeling in een verpleeghuis. Vele jaren deed ik als vrijwilliger Vorming&Toerusting werk bij de PKN in Huizen. Omdat ik bij de – toen nog – NPB in Huizen steeds meer voorgangerstaken op mij nam wilde ik mij verder scholen en ben ik de opleiding gaan volgen bij de Stichting Opleiding tot Vrijzinnig Pastoraat, het OVP.

Daarnaast ben ik actief binnen het Universeel Soefisme, waar de grote religies samenkomen. Ik volg training, organiseer workshops, leid meditatie avonden en ga voor in de Universele Erediensten.

Van jongs af aan heb ik een diepe interesse in de verschillende wijzen waarop mensen hun geloof beleven, hoe en waarom zij zich verbonden voelen met dat wat groter is dan wat wij ons kunnen voorstellen en waar vele namen voor zijn; de Ene, God, Allah, Dieu, Gott, Khoda… Zo reisde ik – vaak met mijn rugzak – door landen, culturen en religies om ter plekke vooral met de mensen rituelen mee te beleven en liep ik vanuit mijn huis de pelgrimsreis naar Santiago de Compostela.

rugzak

Verhalen, symbolen en rituelen

Als pastoraal werker staan de verhalen van de mensen die je bezoekt centraal, het gaat erom te luisteren naar hun verhalen. Dan houd ik ervan te zoeken naar waar hun verhalen aansluiten bij de verhalen uit wijsheidstradities, sprookjes, mythen en de verschillende religies. Welke symbolen zijn voor hen belangrijk, spreken tot hen en kunnen hen weer verder helpen.

In onze westerse geseculariseerde wereld zijn wij veel rituelen kwijtgeraakt. Gelukkig zien we deze weer steeds meer terugkeren en zo kunnen er vanuit de oude rituelen nieuwe persoonlijke rituelen gecreëerd worden die overgangsmomenten in ons leven kunnen markeren. Ons zo helpen weer verder te gaan.

Wat ik zo prettig vind in de vrijzinnigheid is dat je met al deze elementen als het ware mag spelen en zo het goddelijk spel tot leven laat komen. Dat er niets vastligt, dat we onze vragen aan elkaar mogen blijven stellen en we elkaar bemoedigen in onze zoektocht.

Lees ook

Voorganger in de Schijnwerper: Peter Samwel

 

Voorganger Maja

Voorganger in beeld: Maja Nieuwenhuis-den Dulk

In de vrijzinnigheid spreekt mij aan: de koppeling van vrijheid aan verantwoordelijkheid

Mijn naam is Maja Nieuwenhuis-den Dulk. Voorganger sinds januari 2016 in Tholen. (Ik woon in Schiedam, samen met mijn man Henk. Onze twee zoons, dochter en twee kleinzoons wonen in Doetinchem, Schiedam en Zutphen.)

Bibliodrama

Ik ben opgeleid bij het Opleidingsinstituut voor theologie, levensbeschouwing en geestelijke begeleiding in Vrijzinnig Perspectief (OVP) te Bilthoven en aan de Academie voor Theologie en Levensbeschouwing in Amsterdam.

De afgelopen jaren heb ik mij bekwaamd in bibliodrama en socratische gespreksvoering. Daarnaast geef ik workshops en cursussen over levenskunst, het gedachtegoed van Jung en over de (helende) rol van dromen in ons dagelijks leven.

‘De reis naar binnen’

Mijn eerste beroep was dat van reisbureaumedewerker. Toen ik van ‘de reis naar buiten’ wat meer wilde overschakelen naar ‘de reis naar binnen’, kwam ik in aanraking met de Vrijzinnigen Schiedam (voorheen NPB Schiedam). Dat was gelijk raak!

Gedurende 5 jaar rondom het jaar 2000 werkte ik als docent levensbeschouwing op een openbare basisschool in Boskoop.
Van 2003 tot 2012 was ik voorganger bij de Vrijzinnigen Maassluis (voorheen NPB Maassluis) . In die tijd was ik ook secretaris bij het Convent van Voorgangers van de Vrijzinnigen, bij de Werkgroep Moderne Theologie en het OVP.

In het seizoen 2012-2013 wilde ik een heroriëntatie maken over mijn levensinvulling. In samenwerking met Cisca Peters heeft dit geresulteerd in de opzet van het Centrum Levensvragen Rijnmond. Deze stichting wil ambulante geestelijke verzorging bieden aan mensen van alle gezindten, veelal buiten instellingen als ziekenhuizen en zorgcentra.

Verbinding

Voor mij speelt religie vooral een rol in de zingeving en bezieling. Religie betekent verbinding en geeft mij de ervaring verbonden te zijn met iets of iemand dat groter is dan wat wij kunnen bedenken. Het helpt mij het met de levensvragen uit te houden, zonder garantie op antwoorden. In de vrijzinnigheid spreekt mij aan: de koppeling van vrijheid aan verantwoordelijkheid in alle ruimte en openheid.

In het ‘wondere ambt’ zoals Anne Zernike het noemt ervaar ik het als bijzonder inspirerend om zo met mensen op weg te gaan langs knooppunten, waarbij steeds een heroriëntatie gemaakt kan worden onder weg. Met behulp van het kompas van compassie.

Lees ook

Voorganger in de Schijnwerper: Ali Manenschijn