Verwende gelovigen ga zelf aan de slag
De predikant en dominee hebben hun langste tijd gehad
De Nederlandse gelovige is jarenlang verwend. De dominee of voorganger kwam op bezoek als het moeilijk ging om een bemoedigend woord te spreken en hij of zij inspireerde op zondag met een intellectuele rede of een spiritueel verhaal voor de komende week. Er zijn steeds minder voorgangers, predikanten en dominees en dat is maar goed ook. In de huidige tijd zijn mensen spiritueel mondiger en zijn heel goed in staat elkaar te troosten en te bemoedigen. Met een beetje hulp kunnen de meeste mensen het best zelf, geloofsgemeenschappen zijn er ook om van elkaar te leren.
Wat zijn de taken die de meeste predikanten in traditionele kerken vervullen? Predikanten kunnen daar vaak schimmig over doen, maar laten we uitgaan van de taken die horen bij corebusiness van kerk zijn volgens veel traditionele theologen: leren, vieren, dienen en gemeenschap beoefenen.
Leren
Een geloofsgemeenschap is een lerende gemeenschap. Op het gebied van spiritualiteit en wijsheid kunnen de gelovigen van elkaar leren. Natuurlijk ook van een voorganger, maar dat hoeft niet echt. Voor een mooie cursus kun je altijd iemand inhuren, sprekers genoeg. Voor de religieuze opvoeding van kinderen of de begeleiding daarvan is meestal al een groep leden in de geloofsgemeenschap verantwoordelijk, het is maar zelden dat de predikant zich daarmee bemoeit.
Vieren
Vieren hoort bij het voorgaan van predikanten in de rituelen en symbolen van de traditie van de geloofsgemeenschap. Ritueel begeleiders doen goede zaken in onze samenleving, met huwelijken, begrafenissen en zelf initiatieriten. Vieren in een geloofsgemeenschap is net iets anders, we zouden het communicatie met het heilige kunnen noemen? Wat is er heilig, dat onderzoekt men tegenwoordig graag zelf. En wat heilig is doen we ook graag zelf. Mensen delen graag met elkaar de maaltijd, in een kring of buiten in stilte. Uitleg van de schrift? We luisteren tegenwoordig toch het liefst naar ervaringen van anderen. Schriftgeleerden worden daarmee al gauw buitenspel gezet. Moet je nu preken of een verhaal vertellen? De preken zijn steeds meer persoonlijke verhalen, dat zou je toch heel goed aan leden zelf kunnen overlaten? Kortom, vieringen in een kleine groep en ondersteun mensen toch vooral om dat met elkaar te organiseren.
Dienen
Stel dat we het pastoraat tot het dienen rekenen, het zorgen voor elkaar en voor de wereld. Hoe doe je dat als de groep kleiner wordt? Is het niet vreemd dat er voor een groep van 30 leden een parttime pastor wordt aangesteld? Kunnen we niet pastoraal naar elkaar omkijken? Is een predikant in zo’n situatie ook niet gauw een ‘excuus truus’, om maar niet voor elkaar te zorgen? Geloofsgemeenschappen bestaan niet uit zielige oudjes die bezocht moeten worden. Tijd van de verwennerij is voorbij, kijk om naar elkaar.
Als je mensen de gelegenheid geeft komt er ook een betere verdeling, meer pluriformiteit in de leiding van de gemeenschappen, man en vrouw rollen, jong en oud. Er zijn talenten te over als je mensen in de gelegenheid stelt. Het is misschien niet altijd ideaal, maar de huidige situatie is ook vreemd en buiten de realiteit van onze samenleving.
Met vele voorgangers?
In heel veel landen is predikant zijn vrijwilligerswerk, het is een functie naast je gewone beroep. Mensen hebben een vak geleerd waarvan zij kunnen leven. Daarnaast vervullen ze verschillende taken in de kerkelijke gemeenschap. Het Apostolisch Genootschap in Nederland werkt bijvoorbeeld zo. Maar ook twee bevriende predikanten van mij in Namibië en in India zijn voorganger naast hun gewone werk. De kloof tussen de predikanten en de anderen in de kerk is minder groot. Predikantschap of voorgangerschap heeft aanzien, omdat je het naast je werk doet en er veel voor over hebt. Tentmaking ministry, zoals het werk beschreven wordt dat de apostel Paulus in de bijbel doet, is een opvatting over de uitoefening van het beroep van predikant. Het combineren van tenten maken en voorganger zijn heeft echt zijn voordelen, maar het vraagt ook om een andere opleiding.
Vrijwilligers
Er zijn naast filosofen nog steeds theologen nodig om in deze samenleving religie te duiden en te stimuleren. Er is steeds meer de roep om predikanten op te leiden tot managers of communicatie experts. Waar zijn we dan mee bezig? Andere tijden vragen om andere leiding. Predikanten gaan opleiden als managers van grote groepen vrijwilligers? Of communicatie experts van ze maken? Train liever vrijwilligers om het samen te doen. Terug naar de basis, samen een verantwoordelijke gemeenschap zijn die samen leert, viert en actief is in de samenleving. Breng een gemeenschap weer opnieuw bij elkaar, verdeel de taken en rust mensen toe.
Kortom zet je in op het trainen van vrijwilligers, daar zijn vrijwilligers ook weer bij gebaat. Geen enkele vrijwilliger is overigens zo gek dit 20 jaar naast zijn of haar werk te doen, 4 jaar en maximaal een verlenging van nog eens vier jaar, dan is er weer een ander aan de beurt.
Haal het beeld van de kerk waarin ouderen verzorgd moeten worden door een predikant van het toneel. Kijk naar de toekomst, sorteer voor op een gemeenschap van jongeren en ouderen, deze gemeenschap zal in de huidige tijd niet groot zijn, dat hoeft ook niet, maar kan wel dynamisch zijn. Kortom beoefen gemeenschap!
Wies Houweling
Dag Wies,
Bij jouw overwegingen een enkele opmerking, Vanuit mijn -uiteraard beperkte- eigen ervaring.
In de geloofsgemeenschappen waarin ik mij thuis voel en actief ben (VGNPB, vrijzinnig katholieken, remonstranten, doopsgezinden) ziet men zéér om naar elkaar, ieder op een eigen wijs en naar eigen mogelijkheden. De pastor heeft daarin vooral een aanvullende rol, mede op basis van haar/zijn professie. Maar heel veel andere invullingen zijn ook mogelijk en worden voluit gepraktiseerd.
Daardoor herken ik niet zoveel in jouw hartekreet. Maar misschien anderen wel?…
Ik weet niet of ik mee kan/mag praten want ik behoor niet tot een gemeenschap. Ik ben wel zoekende. Ik blijf terug komen op een plek waar een voorganger is die inspireert en misschien ook wel confronteert. Dat te kunnen vraagt volgens mij veel kennis en toewijding. Ik vraag me af of een part time vrijwilliger en/ of leden van een gemeenschap dat ook kunnen.
Is de voorganger uit de tijd?
Wies Houwelings blog onder de titel ‘De predikant en de dominee hebben hun langste tijd gehad’ is uitdagend. Het is goed, dat de Vrijzinnigen, evenals andere kerken en geloofsgemeenschappen, zich bezinnen op de toekomst. Volgens Wies kunnen de plaatselijke afdelingen het dan best zonder voorgangers stellen. “Er zijn steeds minder voorgangers, predikanten en dominees en dat is maar goed ook. In de huidige tijd zijn mensen spiritueel mondiger en heel goed in staat elkaar te troosten en te bemoedigen. Met een beetje hulp kunnen de meeste mensen het best zelf, geloofsgemeenschappen zijn er ook om van elkaar te leren.”
Ik vind haar voorstel ondoordacht en niet realistisch. Bovendien is het een verkapte aanval op de Opleiding Vrijzinnig Pastoraat te Bilthoven, de enige Vrijzinnige HBO-Opleiding in ons land, die al menig voorganger en pastoraal werker heeft afgeleverd.
Een voorganger is nog broodnodig. Hij(zij) is een specialist op veel terreinen. Naast zijn theologische opleiding, die hem in staat stelt de Bijbelse boodschap over te dragen, heeft hij zich verdiept in de wereldgodsdiensten en de menswetenschappen. Als vrijzinnig – zijn betekent in discussie gaan met de huidige cultuur, dan is de voorganger daarvoor uitermate geschikt.
Hij is de spil waarom de viering draait. Het gaat in de viering helemaal niet om persoonlijke verhalen, die
zijn slechts middel om Bijbelse noties tegen het licht te houden. Ik spreek dan ook liever van een overweging of meditatie dan van een preek. Een voorganger lokt met zijn verhaal, en een daarbij passende liturgie, een discussie uit. Ook het uitoefenen van het pastoraat vraagt om deskundigheid. Op de Opleiding Vrijzinnig Pastoraat werden we daarom ingeleid in vakken als pastorale psychologie, antropologie en sterven begeleiding. Ook deden wij daartoe de nodige ervaring op tijdens een stage bij een geloofsgemeenschap. In het pastoraat komen vragen aan de orde die ertoe doen. De modale vrijwilliger, zo is mijn ervaring, staat hierbij vaak met een mond vol tanden.
Een viering laten leiden door een vrijwilliger of het pastoraat laten uitoefenen door een vrijwilliger is vragen om moeilijkheden.
Voor andere facetten van het voorgangerschap, zoals vorming en leren, zie ik meer ruimte voor gemotiveerde vrijwilligers. Maar dan ook mag de sturing van den voorganger niet ontbreken. Wies verwacht teveel van vrijwilligers, die vaak al door ‘multitasken’ overbelast zijn. Een verwijzing naar Paulus lijkt mij niet relevant, want toen stond de kerk nog in de kinderschoenen.
De voorganger is niet uit de tijd. Hij blijft het rolmodel, van wie we verwachten, dat hij de gemeente inspireert, bemoedigt en oriënteert.
Apeldoorn, 14 mei 2016
Bert Jansen
Twee vrienden van elders vormen nog geen behoorlijk argument om de Nederlandse situatie helemaal op de schop te nemen. Nederlandse gelovigen zijn misschien verwend, in de watten gelegd zelfs, maar missen het vermogen en de bereidheid om zelf tot actieve geloofscommunicatie over te gaan. Wanneer ik vraag aan mensen om te reageren komen ze slechts moeizaam op gang!
Toch vind ik zelfs deze reactie al te veel eer voor zo’n onevenwichtig stuk. Je hebt er zelf niets aan bijgedragen om mensen meer mee te laten communiceren. Het is een typisch ivoren toren stuk. ‘ Zo zou het moeten’ is een zwak argument. Om zo’n verandering tot stand te brengen is veel meer energie nodig! Die kom ik niet tegen in dit stuk!
Een merkwaardig artikel, Wies. Schreef je dit op persoonlijke titel, of laat dit het (toekomstige?) beleid van het Landelijk Bestuur zien?
In elk geval: het staat m.i. nogal ver van de praktijk van de geloofsgemeenschappen af.
Daarin ziet men doorgaans heel goed naar elkaar om. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat gelet op de hoge leeftijd van de meesten, het vaak ‘de lamme’ is die omziet naar ‘de blinde’. Ik heb daar al die jaren dat ik voorganger was, grote bewondering voor gehad!
Ook leren mensen van elkaar. Natuurlijk! En dat is ook inspirerend.
Maar dat sluit het werk van een voorganger niet uit, just niet: zij of hij is ‘een professional met diepgang’ – zo zeggen we dat bij het OVP graag. En meestal de enige professional in de club.
Die professionaliteit betreft zowel pastoraat/geestelijke verzorging als theologie (en dat is meer dan ‘persoonlijke verhalen vertellen’), alsook toerusting en leiding geven (‘voor-gaan’; management).
Zij of hij maakt tijd voor juist ook diegenen die, door ouderdom, ziekte e.d., in de marge zijn terechtgekomen en buiten de aandacht dreigen te vallen, domweg omdat zij hun huis/kamer niet zo gemakkelijk meer kunnen verlaten.
Bij ernstige ziekte en rouw, maar ook bij bijv. problemen met (klein)kinderen is de voorganger degene bij wie ‘de vuile was’ veilig is. De pastor weet om te gaan met schuld en schaamte.
Er zou, denk ik, juist meer betaalde werktijd voor voorgangers moeten komen. Het is bewonderenswaardig (en soms tegelijkertijd afkeurenswaardig) hoeveel tijd, ook buiten de aanstelling om, voorgangers aan ‘hun’ mensen besteden.
Dat is maar heel, heel beperkt ‘verwennerij’. In het algemeen is het broodnodig en dient het de gemeenschap, ja, de (mede)menselijkheid in onze harde neo-liberale samenleving. Het afkeurenswaardige is, dat bij heel wat pastores het verantwoordelijkheidsgevoel zo groot is, dat men, ten einde mensen niet in de steek te laten, veel dan maar in eigen tijd doet. Tja, nee-zeggen is voor velen moeilijk.
Maar het probleem ligt volgens mij overigens niet bij het werk van de predikant/voorganger, maar bij de bestuurszwakte van een groot aantal afdelingen van Vrijzinnigen Nederland. Te vaak worden oudgedienden voor de tweede of zelfs derde keer tot bestuurslid gekozen: ‘íemand moet het toch doen?’ – nogal eens een wanhoopskreet!
En steeds vaker lukt het niet meer een volwaardig bestuur op poten te zetten.
Ik voorzie dat om redenen van die bestuurszwakte steeds meer afdelingen zullen omvallen.
Het is dan ook zaak, dat het landelijk beleid er op gericht is, om ervoor te zorgen, dat de laatsten der mohikanen mogen rekenen op een goede geestelijke begeleiding.
En wat het ’tent-ministry’ betreft (voorganger zijn naast een andere betaalde baan): dat komt in onze kring al menigmaal voor. Soms uit financiële noodzaak. Maar dat sluit niet uit, dat het voor zowel de voorganger als de geloofsgemeenschap een verrijking is.
Tenslotte: misschien heb je gelijk, dat het ‘vak’/’ambt’ van predikant/voorganger z’n langste tijd heeft gehad. Althans: dat van de traditionele predikant/voorganger. Daarom is het zo goed, dat er een OVP is, dat inspeelt op de ontwikkelingen in de samenleving en de (kerkelijke) geloofsgemeenschappen, en dat naar vermogen theologie ‘bij de tijd’ leert beoefenen.
“Predikant en dominee hebben hun langste tijd gehad……. Gelovigen zijn verwend………Er zijn steeds minder voorgangers/predikanten/dominees. En dat is maar goed ook” schrijft Wies Houweling in de Nieuwsbrief van mei. Er wordt een eenzijdig negatief beeld geschetst van de traditionele kerken.
– Leren kunnen gelovigen ook van elkaar; voorganger hoeft niet.
– Vieren wordt beperkt tot rituelen, communicatie met het heilige.
– Dienen/pastoraat kunnen we zelf wel.
– Predikant kan vrijwilliger zijn, naast ander werk. Predikanten worden steeds meer manager of communicatie-experts. “Waar zijn we mee bezig “vraagt Wies zich af.
Dit stuk verwoordt een grote mate van negativiteit. Is dat wat we willen?? Is dat de boodschap van Pinksteren?
Ik schaam me om tot een geloofsgemeenschap te behoren die zo met het geloof, de andere kerken en de tradities om gaat. Ik wil daar geen deel van uitmaken. Ik wil mij richten op een positieve houding naar het geloof, de andere kerken en de tradities, samen met onze voorganger en alle geloofsgenoten (en alle mensen) binnen en buiten onze gemeenschap. Laten wij dát gedachtegoed uit blijven dragen. Laten wij zo mensen verbinden die inspiratie en zingeving willen delen.
Wim Zaalberg
Borne
Ja Wies; een ideale wereld zou dat zijn: waarin er van betaald werk geen sprake meer is….Mooi idee, niet echt realistisch.
Een knuppel in het hoenderhok kan verfrissend zijn; tegendraads denken ook.
Dan waag ik mij daar ook maar eens aan. Hoezo moet er iets veranderen in de vrijzinnige gemeenschappen als het gaat om de voorgangers? Waar komt de wens naar verandering vandaan? Van de leden van de gemeenschappen? Of uit een ‘denktank’ uit Amersfoort? Gaat het nu om de voorganger die niet meer zou passen, of om het feit dat die geld kost?
Gemeenschap zijn en zoveel mogelijk voor elkaar doen en naar elkaar omzien; daar zijn de gemeenschappen waarin ik werk heel sterk in.
Daar waar er vraag & aanbod is, moeten we natuurlijk mensen inzetten. Maar we moeten dat niet gaan opleggen, zeker niet met het argument dat het elders ‘ook zo is’ (bekende vraag van een ouder aan een kind: als je vriendje in het water springt, spring jij dan ook?!). Ik vind dat gemeenschappen die altijd een voorganger hebben gehad en dat graag zo willen houden, daar volkomen gelijk in hebben. Sterker nog: ik vind dat ze er recht op hebben – de (veelal oudere) mensen die onze gemeenschappen bevolken zijn immers vaak diegenen die voor de bloeitijden van de vrijzinnigheid mede bepalend zijn geweest; zowel inhoudelijk als financieel. Ik voel mij schatplichtig aan die mensen en hun trouw, en wil tegemoet (blijven) komen aan hun behoeften. De woorden die Wies gebruikt om die mensen te duiden vind ik storend. Ik neem aan dat ze het niet persoonlijk bedoelt en in algemeenheden schrijft, maar enige mate van zorgvuldigheid ten aanzien van hen die zich op hun manier inzetten voor, en thuis voelen in een gemeenschap, zou op zijn plaats zijn geweest.
Dat het anders zou kunnen (geen voorganger; of alleen vrijwilligers); geen probleem, maar dan in de meeste gevallen wel buiten de bestaande gemeenschappen om. Nieuwe vormen van spirituele gemeenschappen hebben zeker kansen – sterker nog: ik geloof erin dat die zullen komen. Maar die zullen (spontaan) moeten ontstaan naast de huidige gemeenschappen. Noem het een tweede spoor.
Wies vindt dat het werk van een voorganger ook gedaan kan worden door vrijwilligers. Een forse knuppel in het hoenderhok. Vier opmerkingen wil ik maken.
De 1e is dat voorgangers in mijn beleving al zoveel mogelijk gebruik maken van de talenten die er in hun gemeenschap zijn. Zonder het werk dat door anderen wordt gedaan, zouden ze vaak niet eens hun taken kunnen uitvoeren. En ook met al die vrijwilligers komen ze vaak nog tijd tekort. Tijd die ze dan weer van hun eigen privétijd afhalen; zodoende zijn voorgangers zelf maar al te vaak ook (al) vrijwilliger!
De 2e is dat mensen niet altijd zin hebben om ook zelf iets te doen; soms kan het heerlijk zijn om ergens te zijn waar je niets hoeft. We moeten al zoveel! Het lijkt me goed om mensen ook eens ‘gewoon’ rust te gunnen.
De 3e is dat een voorganger volgens mij het cement van een gemeenschap is – een voorganger weet wat er bij mensen speelt; kan dat verbinden in activiteiten; kan een rol hebben bij conflicten of moeilijkheden die er nu eenmaal altijd zijn in gemeenschappen. Een voorganger is een vernieuwende inspirator, maar zeker ook de bewaker en verteller van de verhalen; van grote verhalen, van kleine verhalen, van nieuwe verhalen – en dan niet ‘gewoon’, maar op een manier die een andere dimensie raakt – de spirituele of existentiële. Voor al deze taken is een voorganger opgeleid – en dat is maar goed ook. Om professioneel te kunnen handelen én daarvoor verantwoordelijkheid te willen dragen.
Tot slot de 4e opmerking, en die is misschien wel de belangrijkste: een voorganger is – in ieder geval de voorgangers die door het OVP (op uitstekende wijze!) zijn opgeleid – primair ‘zielzorger’ (geestelijk verzorger). Daar waar geestelijke verzorging in ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen steeds meer wordt wegbezuinigd, is de voorganger nog zo’n ‘rondfietsende gek’ die met mensen in gesprek gaat over hun leven, over de zin en waarde van hun bestaan, over de balans die opgemaakt kan worden, over dat wat nog niet afgerond is, over sterven en leven na de dood. Een gesprek in relatie tot geloof en/of levensbeschouwing. Een unicum, maar hoe nodig & waardevol! Het is eigenlijk een wonder, dàt er nog dat soort gekken zijn in deze tijd waarin de autonomie en het ‘voor jezelf zorgen’ voorop staan! Ik vind het niet vreemd, hoor, dat de zorgkosten de pan uitrijzen – we willen zoveel medisch oplossen, maar dat genezing in veel gevallen op een ander niveau nodig is, wordt nog maar moeilijk (h)erkend.
Zielzorg vergt een gedegen basisopleiding, bijscholing en intervisie en supervisie – je bent immers wel met het meest intieme & kwetsbare van mensen bezig. En dus doe je zielzorg er als vrijwilliger niet zo makkelijk bij, naast je werk, je gezin, sport en sociale contacten. En dus kost zielzorg geld – daar mogen we ons best bewust van zijn. Zielzorg vergt bovendien veel zelfkennis en het vermogen om er op een professionele manier volledig voor de ander te zijn. Kwaliteiten die we in het algemeen niet kunnen en mogen verwachten van niet opgeleide mensen – ook niet na een cursus(je).
Kortom: de knuppels van Wies in ons hoederhok leiden bij mij tot een principiële vraag: gaan wij staan voor professionele zielzorg binnen onze gemeenschappen of zal het ons een zorg zijn? Het moge duidelijk zijn dat ik kies voor het eerste – en daar doe ik totaal niet schimmig over – en ja, als ik dan een ‘excuus-Truus’ moet heten, dan maar als geuzennaam!
Beste mensen,
Mijn gedachten over gelovigen en voorgangers heeft veel reactie opgeleverd. Daar was het ook voor bedoeld. Het stuk is geschreven om een gesprek op gang te brengen over de toekomst van geloofsgemeenschappen en wie daarvoor verantwoordelijk is. Dat is zeker gebeurd. Het gaat mij aan het hart, jullie ook. Hartelijk dank voor jullie bijdragen.
Beste Wies,
Op z’n zachtst gezegd: heel erg jammer dat je de handschoen niet oppakt. Was het dan zomaar een ‘ballonnetje van gedachten’ of was het om te kijken of ‘we’ nog wakker zijn? Om vervolgens te zeggen: fijn dat het u ook aan het hart gaat! En daarmee sluiten we het boek (blog)? Over verantwoordelijkheid gesproken…
Je hebt best wel wat gezegd (geschreven), hoor – en als de strekking van het communiceren via sociale media is dat je ‘wat kunt roepen’ zonder je te bekommeren om de gevolgen, dan begrijp ik heel goed dat mensen elkaar verliezen en niet echt meer geïnteresseerd zijn om naar elkaar te luisteren.
Jouw blog heeft het hart geraakt van de pijlers van de afdelingen: de leden en de voorgangers. Op jouw blog is serieus en inhoudelijk gereageerd; er zijn principiële vragen gesteld. En volstaat dan een ‘hartelijk dank voor jullie bijdragen’? Wat mij betreft heb je nog wel wat uit te leggen.
Ik kan mij goed vinden in de reactie van Helene Westerik van 1 juni.
Het is wel wat al te gemakkelijk om een aantal wezenlijke dingen aan te raken en daarmee zaken en mensen te ‘raken’, en vervolgens te zeggen dat het er om ging om discussie op gang te brengen.
Die discussie is er nu. Is nog maar net begonnen, lijkt me.
Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de uitleg van Wies waar Helene om vraagt, en naar een visie op e.e.a. van het Convent(bestuur) van VN!
Dag Wies,
Is het een goed idee om de discussie, door jou opgeroepen, te voren op de eerste dag van het bijtanken in augustus?
Graag een reactie.
hartelijke groet,
Bert Jansen
Beste mensen,
Het is een gevoelig onderwerp. Inderdaad lijkt het mij beter om dit gesprek mondeling voort te zetten. Niet alleen hier op de website, maar ook breed in de vereniging. Graag nodig ik jullie uit voor een gesprek op het landelijk bureau, om dit voor te bereiden.
vriendelijke groet
Wies Houweling