Wie stelt dat opvoeders een taak hebben bij het begeleiden van kinderen bij hun levensbeschouwelijke ontwikkeling wordt met een dringende vraag geconfronteerd: hoe kan daarmee de diversiteit van kinderen volop serieus worden genomen. Met name in basisscholen is deze vraag aan de orde. Veel scholen worden bevolkt door leerlingen van allerlei verschillende levensbeschouwelijke oriëntaties: godsdienstig, humanistisch, anderszins seculier, enz.
Veelvuldig wordt gepubliceerd over een visie op levensbeschouwelijke vorming waarbij die diversiteit als een kracht wordt gezien. Hierin is geen enkele traditie exclusief en dominant.
In de lezing zal aan deze visie de naam ‘Levenskunst’ gegeven worden. Doelstelling hiervan is de persoonlijke, levensbeschouwelijke vorming van kinderen. Hierbij wordt verder gegaan dan een puur cognitieve vorming: het gaat niet alleen om kennis van godsdienstige verschijnselen. Verder dan dit worden er verbindingen gelegd tussen de existentiële waarden en levensbeschouwelijke biografieën van leerlingen en opvoeders onderling en levensbeschouwelijke overtuigingen uit verschillende (oude en nieuwe) tradities en (levensbeschouwelijke en maatschappelijke) bronnen. Zodat het kind zichzelf leert kennen en een ander leert begrijpen.