Recensie Geloof zonder zekerheid
Door Bert van Altena, predikant in Vries en Assen
De Amerikaanse theoloog Paul Rasor is momenteel als fellow verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Rasor is een Unitarist, een in Noord-Amerika gerenommeerde vrijzinnige kerk. In 2005 schreef hij een overzicht van ontwikkelingen in de vrijzinnige theologie, dat nu in Nederlandse vertaling is verschenen. Christa Anbeek, hoogleraar remonstrantse theologie, begroet het boek in haar voorwoord met bekende vrijzinnige metaforiek – ‘een gevarieerde bloementuin wordt zichtbaar, met een hoopvolle kleurenpracht’ – maar de vraag is of degene die op zoek is naar vrijzinnige theologie in ons land met dit boek veel verder wordt geholpen.
Verenigde Staten
Rasor richt zich namelijk vooral op de vrijzinnige theologie in zijn thuisland de Verenigde Staten. Natuurlijk zijn er relaties met de vrijzinnige traditie in Europa – met name Schleiermacher komt een aantal malen voorbij – maar toch is de situatie aan weerszijden van de oceaan verschillend.
In Amerika zijn ze geloviger dan bij ons, en dat geldt ook voor de Amerikaanse vrijzinnigen. Veel van wat Rasor vrijzinnig noemt, is gemeengoed onder hedendaagse gelovigen bij ons, die even goed ‘open staan voor wetenschappelijke inzichten en hun geloof beleven in relatie met de moderne cultuur’, maar die zich niet snel ‘vrijzinnig’ zullen noemen. In Amerika spreekt men van ‘liberal theology’ en dat kun je niet zomaar omzetten in liberale theologie zonder betekenisverschuiving.
Gemeenschappelijke kenmerken
Ondanks dit bezwaar is het overzicht dat Rasor geeft op bepaalde punten verhelderend. Want bij alle verschil hebben vrijzinnigen hier en overzee een aantal kenmerken gemeen. Het meest typerende voor de vrijzinnige theologie is de nadruk op de ratio en op het zelfstandig nadenken en oordelen in zaken van het geloof. Een vrijzinnig iemand weigert zich de les te laten lezen; hij of zij is uiterst kritisch tegenover iedere vorm van autoriteit en schept behagen in zijn vermogen om aan alles te twijfelen, inclusief uiteraard het bestaan van God. Als je het allemaal niet zeker weet, hoor je er bij de vrijzinnigen helemaal bij. Wie wel eens vrijzinnigen in het wild ontmoet – de soort is steeds zeldzamer – krijgt de indruk dat vrijzinnig zijn er vooral uit bestaat te verklaren wat je allemaal niet meer gelooft. Geloof zonder zekerheid, noemt Rasor het, waarbij hij er overigens aan toevoegt dat dit niet betekent ‘geloof zonder overtuiging’. Zal een Nederlandse vrijzinnige dat laatste ook zeggen?
Nieuwe ontwikkelingen
Na een inleidend hoofdstuk over de bronnen van de vrijzinnige theologie, besteedt Rasor aandacht aan enkele nieuwe ontwikkelingen. Met name de kritiek die er door postmoderne denkers is geformuleerd op de waarheidsclaim van het rationalisme en op de centrale positie van het subject, raakt de klassieke vrijzinnigheid in de flank. Het is tekenend dat Rasor niet goed raad lijkt te weten met deze kritiek. Hij komt niet veel verder dan “de indruk dat de weg waarop zij (de deconstructieve theologieën) zich bevinden uiteindelijk nergens toe leidt” (p. 115). Het is opmerkelijk dat een originele theoloog als John Caputo in het overzicht van Rasor volledig ontbreekt.
Bevrijdingstheologie
Waar hij wel veel van verwacht is de correctie die de bevrijdingstheologie de vrijzinnigheid kan bieden. Het is ietwat verrassend de bevrijdingstheologie, die vooral in de jaren 80 en 90 furore maakte, hier in deze rol opgevoerd te zien worden. Rasor erkent dat de vrijzinnigheid een blinde vlek heeft voor haar eigen geprivilegieerde positie. Er is weliswaar in Amerika een nauwe relatie tussen liberal theology en de zogenaamde social gospel-beweging. Maar die laatste wordt vooral gekenmerkt door een typisch Amerikaanse nadruk op liefdadigheid en verheffing van het individu. Bevrijdingstheologen hebben juist oog voor structurele mechanismen die armoede, onderdrukking en racisme – aan racisme wijdt Rasor een apart hoofdstuk – in de hand werken. Daarnaast werken bevrijdingstheologen enthousiast met en vanuit de Bijbel, die ze gewend zijn partijdig te lezen. Dat is vaak heel anders dan de geserreerde afstandelijkheid waarmee de rationalistische vrijzinnige met de Bijbel omgaat (hij zou vuile handen kunnen krijgen…).
Eigen autonomie
Andere belangrijke zwakke punten van de vrijzinnigheid in Rasor’s weergave zijn een tekort aan spiritualiteit en een gebrekkige gevoel voor traditie en gemeenschap. De westerse vrijzinnigheid koestert de individuele autonomie en is huiverig voor groepsdwang. Maar geloven hou je niet vol in je eentje, als je niet gedragen wordt door een gemeenschap en een gedeelde traditie. Vrijzinnigheid dreigt aan het individualisme ten onder te gaan. Men is meer beducht om het behoud van de eigen autonomie dan om een geloofwaardig christelijk getuigenis.
Daarnaast ontbreekt het vrijzinnigen aan “een echte theologie van het kwaad” (p. 221) – een rake opmerking van Rasor, waardoor men vaak te soft is op maatschappelijk onrecht en onderdrukking.
Rasor spaart zijn eigen achterban niet. Hij is beter in het blootleggen van de tekortkomingen dan in het bieden van oplossingen, maar dat is misschien ook niet zijn ambitie. Benieuwd of zijn Nederlandse bewonderaars daar wel ideeën over hebben.
Paul Rasor, Geloof zonder zekerheid. Vrijzinnige theologie in de 21e eeuw, Skandalon Vught, 248 pag., €21,95
Meer informatie
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!