Kwetsbaarheid van de vrijzinnigheid
Na mijn recent verdedigde proefschrift ‘A Second Reformation?’ verscheen op zaterdag 13 mei jl. in het opinieblad Elsevier een korte beschouwing over de ontwikkelingsgeschiedenis van de Nederlandse vrijzinnigheid.
De auteur, Gerry van der List, concludeert dat het voor vrijzinnigen in verleden en heden bijzonder moeilijk is gebleken om onder woorden te brengen waar zij precies voor staan. Ter illustratie daarvan verwijst hij naar de gelegenheidsuitgave ‘Hoezo vrijzinnig?’, die in 2015 onderdeel uitmaakte van een publiciteitscampagne van Vrijzinnigen Nederland. ‘Hoezo vrijzinnig?’ biedt volgens Van der List “weinig helderheid […] over de betekenis van het vrijzinnige gedachtegoed”. De in dit eenmalige tijdschrift door prof. dr. Laurens ten Kate geponeerde stelling dat vrijzinnigheid in feite neerkomt op het serieus nemen van de uitdagingen van de moderne tijd, doet Van der List af als “grote woorden, vage taal”.
Vaagheid
De formuleringen van Van der List laat ik voor zijn rekening; het is mij er hier niet om te doen om het waardeoordeel over de vrijzinnigheid van één journalist zelf te onderschrijven. Nee, mijn punt is hier dat de vrijzinnigheid vaker ‘vaagheid’ is verweten, al sinds het ontstaan van de zogeheten ‘moderne richting’ in het protestantisme, waaruit de hedendaagse vrijzinnigheid is geëvolueerd, in de tweede helft van de negentiende eeuw.
‘Tweede Hervorming’
De ‘modernen’ van het eerste uur erkenden dat de inhoud van hun geloof nog nadere precisering behoefde, maar hadden niettemin een duidelijk beeld van zichzelf: vrijzinnigheid was in hun mening alles wat de orthodoxie niet was, en zou de weg effenen voor een ‘tweede Hervorming’, een aanpassing van het christendom aan de tijdsomstandigheden in de geest van Luther.
Zolang modernen zich in meerderheid in dat beeld konden herkennen, was het niet problematisch dat zij ‘vrijzinnigheid’ uitsluitend konden definiëren in termen van wat het niet was en wat het wilde zijn. Op den duur, zo was hun verwachting, zouden zij de juiste woorden en vormen vinden om te concretiseren wat vrijzinnigheid wèl was. Die verwachting kwam echter niet uit.
Daarover teleurgesteld, manifesteerde zich vanaf het einde van de negentiende eeuw een nieuwe generatie modernen, die vraagtekens plaatste bij de vanzelfsprekendheid waarmee vrijzinnigheid als een ontkenning van orthodoxie werd voorgesteld, en die niet langer geloofde dat de toekomst automatisch aan de vrijzinnigheid behoorde. Het gevolg was dat de vrijzinnigheid terechtkwam in een identiteitscrisis, die tot op de dag van vandaag na-ijlt. De strijdbaarheid en het triomfalisme van weleer maakten plaats voor kwetsbaarheid.
Kwetsbaarheid
Die kwetsbaarheid is zowel een kracht als een zwakte van de vrijzinnigheid. Het ontbreken van een eenduidige definitie van wat ‘vrijzinnig’ inhoudt – door Van der List bestempeld als “vaagheid” –, zorgt ervoor dat ‘vrijzinnigheid’ als stroming ruim genoeg is om iedere zinzoeker te omvatten.
Wie ‘vrijzinnig-zijn’ vooral opvat als het hebben van een onbevooroordeelde geest en een open blik naar het wereldgebeuren, zoals Ten Kate doet, kan vrijzinnigheid met enig recht presenteren als een stroming die sinds de ontzuiling haar duizenden heeft verslagen.
Aan de andere kant schuilt in de afwezigheid van concrete geloofsvoorstellingen en specifieke identiteitskenmerken waaraan de vrijzinnigheid haar eigenheid ontleent, een grote moeilijkheid voor organisaties van vrijzinnige signatuur. Er zijn veel meer Nederlanders die een vrijzinnige ‘mentaliteit’ (zoals Ten Kate die omschrijft) hebben, dan dat er leden van vrijzinnige organisaties zijn. Kennelijk achten deze Nederlanders actieve deelname aan het vrijzinnige verenigingsleven niet noodzakelijk in de ‘uitoefening’ van hun vrijzinnige geesteshouding.
Meerwaarde
Kan Vrijzinnigen Nederland haar meerwaarde naar hen toe alsnog op overtuigende wijze duidelijk maken? Bovendien, waarin komt het ‘vrijzinnige’ van vrijzinnige organisaties tot uitdrukking? Zou er, buiten Vrijzinnigen Nederland, ook maar één levensbeschouwelijke gemeenschap in Nederland zijn die de buitenwereld niet van haar eigen gelijk tracht te overtuigen, maar juist in alle openheid tot reflectie op haar eigenheid oproept? (Alleen al de keuze voor ‘kwetsbaarheid van de vrijzinnigheid’ als thema voor een publiekscampagne is in dit verband veelzeggend!) Die bescheidenheid en grootmoedige zelfkritiek kunnen echter gemakkelijk doorslaan in een gevoel van onbeduidendheid en zelfrelativering.
Vraag
Vrijzinnigheid gaat meer om het zoeken dan om het vinden, meer om het stellen van vragen dan om het geven van antwoorden. De vraag is of de hedendaagse mens daarvoor het noodzakelijke geduld kan opbrengen, of de Vrijzinnigen Nederland hem met succes een hand kan toereiken, en of hij die hand vervolgens aanneemt.
Tom-Eric Krijger
Meer informatie
Proefschrift A Second Reformation?
Recensie Elsevier (pdf)
Heeft Vrijzinnigen Nederland nog een toekomst?
De toekomst is vrijzinnig of niet.
In onze tijd van nieuwe godsdienstoorlog, vernieuwd nationalisme en daarmee gepaard gaande racisme, discriminatie en wat dies meer zij, is vrijzinnigheid actueler dan ooit…
Voor degenen die het zijn is het zo vanzelfsprekend dat ze soms rustig katholiek worden als ze zich aangetrokken voelen tot b.v. de oude rituelen in de mis.
Andere ‘vrijzinnigen’ blijken met gemak allerlei vooroordelen te hebben die nauwelijks te rijmen zijn met dit schitterend gedachtegoed.
Is de vrijheid niet de basis van onze westerse cultuur? Heeft Socrates ons niet geleerd dat de vraag belangrijker is dan de antwoorden?
Onze identiteit waar iedereen tegenwoordig de mond vol van heeft is toch niet Sinterklaas of oliebollen…
Wat heerlijk om gestudeerd te hebben in de jaren 60/70. We voelden ons wereldburger en ook wel Europeaan. Niemand had in die tijd een Nederlandse vlag in huis (althans goed verstopt). In de jaren 80 raakte zelfs Sinterklaas uit de mode. Men wilde liever een hele grote kerstboom met nog grotere cadeaus eronder.
We waren ons bewust van onze vrijheden en discussieerden o.a .over het tekort schieten van een autoritaire overheid t.a.v. die vrijheden.
Toen ik een aantal jaren geleden terug kwam in Nederland vond ik in Vrijburg in Amsterdam een vrijzinnige organisatie naar mijn hart. Het leek mij van essentieel belang dat het geloof vrij is. En dat is het daar. Geen dogma’s, voor niemand…
Dat deze vrijzinnigheid zo weinig van zich doet spreken is misschien mede het gevolg van dat de vrijzinnigheid weinig over zichzelf spreekt.
Wat ik mis is een diepgaand debat over vrijheid. We lijken het er allemaal zo over eens te zijn wat dat betekent, dat we het er verder bij laten zitten. Een beetje oppervlakkig…
In religie staat vrijheid vaak centraal: ‘vrij in Christus’ ‘vrij van lijden’
In de filosofie stelt men b.v. de vraag van de vrije wil.
Wat verstaan we onder vrijheid? Vrijheid om te kiezen tussen een pepermuntje en een zuurtje?
Wanneer is iemand vrij?
Willen we eigenlijk wel vrij zijn? Kunnen we de vrijheid wel dragen?
Wat mij betreft is de vrijheid de essentie van het Westers gedachtegoed en datgene dat onze cultuur de moeite waard maakt. Enige bewustwording vandaag de dag is misschien niet overbodig.
De vrijzinnige gemeenschap heeft in deze een grote verantwoordelijkheid.
Sarah Gantzert
Geachte mevrouw Ganzert,
Hartelijk dank voor uw reactie. U stelt belangrijke, in de actualiteit wortelende vragen, die het zeker verdienen om binnen Vrijzinnigen Nederland aan de orde te worden gesteld. ‘Vrijheid’ is een essentieel levensbeginsel, maar moet niet, zoals u terecht aangeeft, verworden tot vrijblijvendheid. Voor Vrijzinnigen Nederland ligt hier een mooie uitdaging: reflecteren op (en zonder schroom getuigen van) wat het betekent om een op vrijheid gefundeerde levensovertuiging in de zo veeleisende en jachtige eenentwintigste eeuw vorm te geven.
Met vriendelijke groet,
Tom-Eric Krijger