Negen misverstanden rond ‘voltooid leven’
De initiatiefwet die bekend staat als ‘voltooidlevenwet’ dwingt ons goed na te denken over hulp bij zelfdoding. Het betreft vooralsnog ouderen die hun leven voltooid vinden en enkel nog stervenshulp wensen. Dat vraagt volgens humanist Brecht Molenaar om een maatschappelijk debat zonder misverstanden, terwijl die er wel zijn.
Ten eerste heet de wet officieel ‘Wet toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek’. Het begrip ‘voltooid leven’ komt daar niet in voor.
Ten tweede wordt ‘voltooid leven’ gepresenteerd als een fenomeen dat bestaat en mensen kan treffen, zoals ook een feestje eens is afgelopen: het leven is klaar. We moeten daarentegen nadenken over het besluit om het leven als voltooid te beschouwen.
Ten derde heeft ‘voltooid leven’ een positieve associatie, zo van: het was tot nog toe vooral vervullend: een geslaagd feestje. Ik zou me nog steeds met het leven kunnen verbinden, maar gezien wat me er verder nog van te wachten staat, wil ik dat niet. Ik wil er met een goede dood uit kunnen stappen. Dat vraagt eigenlijk niet om een leeftijdsgrens noch om hulp, maar gewoonweg om ‘de pil van Drion’. Dit lijkt om een gelukkige voltooiing van autonome levenskunst te gaan als iets waar veel hedendaagse mensen blijkbaar warm voor lopen. In de toelichting op het wetsvoorstel gaat het daarentegen over mensen die (zonder medische grondslag) lijden aan het leven zelf. Je kunt je afvragen hoe autonoom mensen zijn als elke nieuwe dag een kwelling is: gaat het bij lijdensdruk niet (deels) om een onvermogen zich nog met het leven te verbinden?
Ten vierde zullen mensen niet ‘puur’ aan het leven lijden. Het leven laat zich enkel aan ons kennen in een opeenvolging van ervaringen. Die kunnen vervullend zijn, maar dat hoeft zeker niet. Mensen kunnen ernstig lijden onder ervaringen van eenzaamheid (de kern van veel lijden), sociale overbodigheid, moeheid (geestelijk of psychisch), angst (zeg voor de ontluistering van dementie), vernedering (bijvoorbeeld wanneer zij zorgafhankelijkheid door verlies van autonomie als vernederend ervaren), enzovoorts. Dát zijn de verschijnselen die hun doen besluiten het leven als ‘voltooid’ te benoemen.
Ten vijfde kennen niet alleen ouderen vanaf 75 een doodsverlangen zonder medische grondslag. De ervaring van het leven als een feestje is niet voor iedereen weggelegd! Talloze mensen (en daarmee ook hun naasten!) krijgen vroeg of laat te maken met ingrijpende verlieservaringen. Het lukt lang niet altijd om weer de controle over verliessituaties te herwinnen. Kwetsbaarheid is immers met het leven gegeven.
Ten zesde is kwetsbaarheid geen onwaarde, want zoals Lucebert al dichtte: ‘Alles van waarde is weerloos’.
Ten zevende is professionele zorgverlening binnen onze maakbaarheidscultuur gelijk komen te staan aan het effectief herstellen (medisch of psychosociaal) van verliessituaties. We hebben daarmee enorme successen geboekt, maar zorgverlening geldt niet meer als het relationeel bijstaan van mensen in hun nood noch als een morele aangelegenheid waarin ook onmacht en troost een plaats mogen innemen.
Ten achtste kan de levenskracht van mensen ondanks alle goede zorg toch volledig uitgeput raken. Er kunnen dan ook invoelbare beweegredenen schuilgaan achter een zelfgekozen levenseinde. Die vragen inderdaad om een zorgzame respons, maar er bestaat in de huidige toepassing van de euthanasiewet al ruimte om dan een beroep te doen op existentieel lijden door ontbrekend levensperspectief. Dat kent geen leeftijdsgrens. Er komt wel een arts en een geheel andere toetsingsprocedure bij aan te pas. De levensbeëindiging geldt ook niet als bekroning van autonomie, maar als passend handelen in het geval van ontwrichtende nood.
Ten negende worden bezwaren tegen het wetsvoorstel gemakkelijk weggezet als godsdienstig en dus conservatief. De suggestie wordt gewekt dat de tijd van zulke grote verhalen, lees: godsdiensten, achter de rug is. Niettemin lijkt er zich een nieuwe verlossingsideologie aan ons op te dringen. Uit de mêlee van ontkerkelijking, ontzuiling, secularisering maar vooral individualisering is het Grote Verhaal van Zelfbeschikking boven komen drijven. Aangedreven door neoliberalisme, (positieve) psychologie, de illusie dat het leven maakbaar is en kwetsbaarheid een onwaarde, resteert in dit verhaal louter nog de waarde van zelfbeschikking die is gericht op een toestand van individueel welbevinden.
Mijn visie
Zelf vrees ik dat onze samenleving er met de eventuele nieuwe wet niet socialer op zal worden. Eerder onherbergzaam. Het begrip ‘voltooid leven’ zie ik vooral als een meesterlijk gevonden lobbybegrip in de plaats van ‘zelfdoding’ of minder eufemistisch ‘zelfmoord’. Mijn bezwaren komen voort uit een humanistische, dus seculiere spiritualiteit.
Je kunt humanisme beschrijven als de intentie een bijdrage te leveren aan de menselijke waardigheid. Ik doel vooral op het gedachtegoed dat ten grondslag lag aan de oprichting van het Humanistisch Verbond. Men kende een kleine strijd (gelijkberechtiging van ongodsdienstigen en buitenkerkelijken), maar de grote was belangrijker. Dat was een strijd om de geest, een strijd tegen nihilisme. Hoe zouden we in die geest moeten denken over het wetsvoorstel?
Wanneer de illusie van zelfbeschikking ons in het (samen)leven zou moeten gaan leiden, dan vrees ik dat we inderdaad op het hellende vlak zitten dat al werd gevreesd als gevolg van de euthanasiewet. Ik ben bang dat deze vrees wordt bewaarheid: hellend richting nihilisme.
Brecht Molenaar
Meer informatie
Dit artikel is gepubliceerd in De Linker Wang, het magazine van de religiewerkgroep van GroenLinks.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!