Recensie: Etty Hillesum: het verhaal van haar leven
‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn’
Al sinds ik voor het eerst hoorde van haar dagboeken, ben ik gefascineerd door Etty Hillesum (1914-1943). Haar gesprekken met God weten me keer op keer diep te raken. Ze behoren voor mij zonder meer tot de mystieke canon, als er zoiets bestaat. En dan haar onvoorstelbare keuze om, zoals ze het zelf noemde, ‘het lot van haar volk te delen’ en niet onder te duiken… Hoe komt zo’n jonge joodse vrouw daartoe? Haar eigen schriftjes, hoe openhartig ze daarin ook is, geven daar maar tot op zekere hoogte antwoord op. Maar gelukkig is er nu ‘Etty Hillesum; Het verhaal van haar leven’, van Judith Koelemeijer.
Laat ik maar met de deur in huis vallen: wat een verpletterend goede biografie is dit! Ik heb het toch vrij omvangrijke boek ademloos uitgelezen. Wat een ongelofelijk hoeveelheid werk zit erin! En dat betaalt zich uit. Dichter op de huid van Etty Hillesum kun je niet komen. Ik ben diep onder de indruk van de gelaagdheid die Koelemeijer weet aan te brengen. Waar in sommige levensbeschrijvingen Etty verandert in een heilige, blijft ze bij Koelemeijer een mens van vlees en bloed. Waardoor haar keuzes alleen nog maar meer respect afdwingen.
In de biografie zien we Etty veranderen van een dromer, een vlinder, een adolescent met een hoofd vol chaos in een meer gefocuste vrouw die weet wat ze wil. Maar Koelemeijer vertelt meer. Niet alleen de enorme invloed van haar therapeut en vriend Julius Spier laat ze overtuigend uitkomen, maar ook die van Etty’s joodse achtergrond, haar familie, het stoïcisme van haar vader Louis Hillesum en de mentale ‘rarigheid’ die de familie in de genen leek te zitten. Haar ene broer was manisch en de andere schizofreen. Telkens als Etty het moeilijk had, was ze bang dat ze aan dezelfde gekte leed als haar broers.
Labels
Wat goed dat Koelemeijer zich niet laat verleiden tot psychologiseren, aangezien ik vermoed dat Etty vandaag de dag haar schoolcarrière niet zonder de nodige labels had kunnen doorlopen. Ze laat de lezer wel zien dat Etty een rusteloze vrouw was, die door haar thuissituatie ankerpunten miste, die ze zocht bij alternatieve vaderfiguren als Pa Han, Spier, of eigenlijk bij praktisch elke man van wie ze dacht iets te kunnen leren. Vriendinnen vertellen later dat Etty niet met élke man naar bed ging, maar wel met elke tweede man. “Een gevaarlijke vrouw”, concludeert een van hen. Dat woord valt later in de biografie nog een keer, maar dan in een heel andere context.
Een constante is verder dat Etty vooral in haar hoofd leeft. Ze observeert, overpeinst, reflecteert, altijd vanuit de positie van buitenstaander. Ze doet niet echt mee. Dat ze zich tijdens de oorlog weet te onttrekken aan het woelen van de wereld is dus zeker niet alleen aan Julius Spier toe te schrijven, die haar leert inkeren en haar haar zielenroerselen laat noteren in schriftjes. Uit alles blijkt dat Etty het zich terugtrekken in zichzelf, in haar Weltinnenraum, al heel jong beheerst.
En toch komt er iets nieuws bij gedurende de oorlog. Etty herontdekt God. Ze ontmoet hem als een stem in haar innerlijk die tot haar spreekt. Het is die God die haar rust brengt als om haar heen de wereld woedt. Als Spier haar leert knielen met haar gezicht op haar handen en naar binnen luisteren, vindt ze ‘de hemelen in haar’. Daarbinnen kan niemand haar iets doen. Ook de nazi’s niet. En zo komt ze ertoe om zich niet te verzetten tegen het lot dat de joden te wachten stond. “Ik wil niet uit een soort masochisme beslist mee gaan [naar de kampen] en afgerukt worden van m’n bestaansbasis der laatste jaren, maar ik weet nog niet eens of ik me prettig zou voelen, als ik verschoond bleef van datgene, wat zovelen moeten ondergaan.”
Levensdoel
Etty is ervan overtuigd dat ze hierin haar levensdoel heeft gevonden. Had Spier haar niet steeds voorgehouden dat ze moet worden wie ze is (‘werde der du bist’)? En ook in het boekje Levenkunst, dat Etty en haar vriendin Tide volschrijven met teksten die hen inspireren, lezen we volop over overgave, het zichzelf opzij schuiven, het toekeren van de andere wang en het bereiken van volmaaktheid door lijden. Het zijn inzichten die Etty deels al thuis had opgedaan, in de studeerkamer van haar vader, de classicus, die haast amechtig streeft naar de onverstoorbare staat van de stoïcijnen (en die daar maar zelden in slaagt, zo laat Koelemeijer zien).
Vrienden begrijpen weinig van de keuzes van Etty. Neem Leonie Snatager. Lange tijd zit ze op dezelfde golflengte als Etty, mede door de lessen van Spier die ze samen volgen. Maar waar Etty besluit om niet onder te duiken en het lot van haar volk te ondergaan, haakt Leonie af. “Etty was, achteraf gezien, heel gevaarlijk. Ik zou hier niet zitten, als ik me niet van haar had losgemaakt”, zou Leonie achteraf zeggen. Anderen noemen de ideeën van Etty ‘schwärmerisch’, hysterisch en getuigen van een ‘koortsig mensbeeld’. “Maar”, zo moeten ze naderhand erkennen, “er was geen vervalsing bij, geen hypocrisie. Zij had haar eigen, bijna mystieke bestemming.”
Etty sluit zich aan bij de Joodse Raad, vertrekt naar Westerbork om daar te helpen bij het opvangen van nieuwe kampbewoners die per trein arriveren. Over wat ze daar meemaakt schrijft ze enkele kampbrieven. Haar dagboekaantekeningen van die tijd zijn verloren gegaan. Ze heeft de schriftjes bij zich als ze op transport gaat naar Auschwitz, samen met wat Bijbeltjes, haar Russische grammatica en werk van Tolstoj. Over hoe het haar precies is vergaan in Auschwitz weten we niets. Is ze direct vergast of later in het kamp bezweken? Koelemeijer probeert het te reconstrueren in een huiveringwekkend hoofdstuk, maar uitsluitsel is niet te geven.
Ongrijpbaar
Koelemeijer maakt van Etty geen heilige, maar een kind van een gezin waarin allerlei frustraties, gesneefde levens en psychisch leed bij elkaar komen. Etty vindt haar rust in haar kamertje, aan haar bureau, of geknield, naar binnen luisterend. Ze leeft in haar hoofd, spreekt bedachtzaam en laat zich zelden uit over zichzelf. Zo zwijgt ze tegen anderen over haar vele relaties – ook over die met God. De publicatie van haar dagboeken in 1981, zorgen voor verbazing bij velen. Haar vriendin Johanna Smelik zegt het woord ‘God’ nooit uit Etty’s mond te hebben gehoord.
Ook voor de lezer houdt Etty iets ongrijpbaars, hoe glashelder Koelemeijer ook schrijft en hoeveel bronnen ze ook aanboort. Daar komt bij dat zo nu en dan blijkt dat Etty de dingen in haar dagboeken mooier voorstelt dan ze vermoedelijk zijn geweest. Ze blijkt, zo vertellen bekenden, soms toch erg geschrokken van ontwikkelingen, die ze in het dagboek vooral gelaten lijkt te ondergaan. Soms dacht ik daardoor: wanneer horen we de authentieke stem van Etty en wanneer die van Etty de literator? En wat is het verschil?
Verder is het een gemis dat we haar dagboeken uit Westerbork niet kunnen lezen. Hoe zou Etty terugkijken op haar keuze om naar kamp Westerbork te gaan om er ‘een pleister op vele wonden te zijn’ en ‘om de dingen op zich te nemen en te lijden’? Heeft ze kunnen vasthouden aan haar geloof in God, de mens en het goede? We weten het niet. Ik hoop het van harte.
Koelemeijer heeft ons met haar biografie veel dichter bij Etty Hillesum gebracht dan haar dagboeken zelf kunnen doen. Etty is er meer mens van geworden. Een mens om van te houden, om je aan te irriteren soms ook, maar bovenal een mens met een bijzondere achtergrond in bizarre omstandigheden die tot adembenemende zinnen komt als: “Wanneer ik sta, in een hoekje van het kamp, mijn voeten geplant op jouw aarde, het gezicht verheven naar jouw hemel, dan lopen me soms de tranen over het gezicht, geboren uit een innerlijke bewogenheid en dankbaarheid, die zich een uitweg zoekt.”
Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld/Giessendam
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!