Het Oerboek: Zoeken naar de weg terug
Zeven drukken zijn er al van verschenen en in februari komt nog een gebonden uitgave uit: Het Oerboek van de mens. De evolutie en de Bijbel. Het boek van de Nederlandse evolutiebioloog Carel van Schaik en de Duitse historicus Kai Michel is met recht een bestseller te noemen. Zeventienduizend exemplaren zijn er tot nu toe van verkocht. Bij het verschijnen, bijna een jaar geleden, roerden vooral evolutiebiologen zich, daarna volgden de theologen.
Waar gaat het boek over? We hebben die vraag in het tijdschrift Ruimte gesteld aan Carel van Schaik zelf. In het blad is het interview sterk ingekort. Hieronder volgt de volledige tekst.
Carel van Schaik
1. Hoe komen een evolutiebioloog en een historicus ertoe om een boek als de Bijbel te lezen vanuit evolutionair perspectief?
Uiteindelijk was het nieuwsgierigheid. Als je als evolutiebioloog de bijbel opslaat en in Genesis begint, kun je het gevoel van déjà-vu niet onderdrukken. Er staat zelfs letterlijk dat de mensen na de verdrijving uit het paradijs moeten ploeteren in de aarde. Nu we uit de archeologie weten hoe moeilijk het leven was voor de vroege landbouwers, is het te begrijpen dat men de overgang als straf heeft gezien—ook al wist vermoedelijk niemand meer wat dat paradijs eigenlijk was.
Dus besloten Kai Michel en ik de bijbel te lezen als oerboek van de mens: een soort dagboek waarin men opschreef wat allemaal mis was en men probeerde oplossingen te formuleren. Als historicus bracht Kai uit een ander perspectief mee, en zo konden we ons wederzijds aanvullen en corrigeren. Uit deze dialoog over het rijke materiaal van de bijbel is dit boek ontstaan.
2. Kunnen jullie kort uitleggen wat dat evolutionaire perspectief heeft opgeleverd voor jullie lezing van de Bijbel?
Ongeveer 12.000 jaar geleden begonnen de eerste mensen op vaste plaatsen te gaan wonen, in plaats van nomadisch te jagen en verzamelen, en even later begonnen ze hun eigen voedsel te produceren. Zo’n radicale gedragsverandering heeft nog nooit een biologische doorgemaakt, zeker niet in zo’n korte tijd. Met de nieuw levensstijl kwamen allerhand nieuwe problemen, die men moest oplossen. De bijbel is de catalogus van de nieuwe problemen (Genesis), en de rest van de Thora presenteert de oplossingen die de mensen hadden bedacht.
Het hoofdmotief is dus ‘mismatch’—het niet biologisch aangepast zijn aan de nieuwe omstandigheden, waardoor men culturele oplossingen moest ontwikkelen. Met de voedselproductie kwam het eigendom, dat men moest verdedigen, en dus het patriarchaat en een nieuwe rol van de vrouw. Ook ontstonden nieuwe ziekten, die maar zo een groot deel van het volk konden uitvagen, en werd men gevoelig voor natuurrampen. Geleidelijk aan ontstond er ook een grotere sociale ongelijkheid, hetgeen tot onderdrukking en slavernij voerde. Men had het gevoel dat de oude solidariteit in de samenleving verdwenen was. Toen steden opkwamen werd het allemaal nog veel erger: steden waren verzamelbekkens voor ziektes uit alle windstreken, mensen verstonden elkaar niet, er was anonimiteit, en er waren potentaten aan de macht die het volk uitpersten en willekeurig onderdrukten. Alles was anders geworden, en aanvankelijk zeker niet beter (al was het aantal mensen veel groter geworden), en men vroeg zich af, waaraan men dat verdient had.
Wat zij toen misschien niet meer wisten, maar wij wel, was dat het daarvoor inderdaad heel anders was. Uit etnologisch onderzoek aan de nomadische en gesettelde jager-verzamelaars, zorgvuldig kwantitatief onderzoek aan nu nog zo levende volken, en uit de archeologie komt een helder beeld naar voren. Men leefde in relatief kleine gemeenschappen, verbonden met anderen met dezelfde taal en zeden. En men hielp elkaar waar nodig—en dat was vaak. Er waren geen hiërarchieën, weinig of geen bezit, en vrouwen hadden economisch en seksueel een zekere autonomie.
Kortom, we kunnen in de bijbel nalezen hoe men probeerde de mismatch op te heffen, door regels te bedenken die ons weer terug zouden brengen naar een samenleving die meer bij de menselijke natuur paste, zoals die zich over 2 miljoen jaar ontwikkeld had.
3. Wat zegt jullie lezing van de Bijbel over jullie kijk op religie?
Wat men nu religie noemt en wat men er toentertijd onder verstond is hoogstwaarschijnlijk nauwelijks te vergelijken. De eerste boeken van de bijbel laten zich als een wetenschappelijke verhandeling lezen. Men sloot aan op het van nature gegeven ‘animistische’ perspectief, waarin de hele natuur bezield is. De unieke draai die de oude Israëlieten eraan gegeven hadden (ten tijde van de ballingschap), was dat er maar een God was. Zo kon men dus voorspellen wat deze God beviel en wat niet, en wat men moest doen om te voorkomen dat er weer nieuwe rampen gestuurd werden.
Geleidelijk aan werd dit beeld bijgesteld, en in de latere boeken van het OT, mede onder invloed van buitenlandse invloeden, verandert dit beeld van God, en in het vroege christendom komen er dan nog weer andere veranderingen bij. Zo ontstond dan mettertijd het beeld van God en zijn hemelse entourage zoals we dat nu kennen.
En ook in dit proces zien we de hand van de menselijke natuur, want een deel van de bijstelling gaat terug op de wrijving tussen wat mensen graag doen en wat de nieuwe religie-regels voorschreven. In de Thora, bij voorbeeld, moeten zieken geïsoleerd worden. Dat mocht bij de toenmalig stand van de medische kennis een goede overlevingsstrategie geweest zijn, het druist wel in tegen de natuurlijke reactie van mensen tegenover zieke verwanten en vrienden: we willen ze helpen en verzorgen. Later wordt die regel dus verlaten: het succes van het christendom laat zich ten dele terugvoeren op het feit dat christenen vonden dat je anderen in nood moest helpen.
Het begon dus allemaal heel rationeel, als culturele catastrofen-bestrijding. De schrijvers in de ballingschap waren een koele analytische elite, die hun visie met veel elan doorgezet hebben (hoewel het volk er niet altijd even hard aan wou). Maar om verschillende redenen, begonnen andere behoeftes te ontstaan en belangrijker te worden, zodat we bij Psalmen etc. een andere opvatting over God vinden en ook een andere functie in de religie. Komen we dan bij het NT is dat nog veel sterker het geval. Dus van handleiding tot overleving naar inspiratie en zingeving.
4. Laten we inzoomen op een praktisch voorbeeld en beginnen bij het begin: Genesis of oorsprong. Daar is door tal van theologen, psychologen en archeologen al van alles over gezegd. Wat is volgens jullie de oorsprong, de evolutionaire achtergrond van het paradijsverhaal van Genesis 2?
De achtergrond van Genesis is de verbazing in een wereld te moeten leven waarvoor we helemaal niet gemaakt waren. Dat blijft heel bijzonder: in de eerste pagina’s van de bijbel zien we al precies die problemen die ontstonden nadat we voedselproducenten geworden waren. Het ongelofelijke is dat zelfs details kloppen. Neem de moeite bij het kinderen baren. De literatuur over jager-verzamelaars laat zien dat die geen grote problemen hebben. De vroege landbouwers begonnen die wel te krijgen, en de bijbel praat erover—geformuleerd als straf (zoals zo vaak bij een verandering), en in dit geval om de vrouwen eraan te herinneren dat zij zich zonder morren in hun nieuwe rol moeten passen.
De inhoud van de scheppingsverhalen uit die tijd is dus een combinatie van vroege antwoorden op de grote vragen waarmee we ook nu nog worstelen, en van de mismatch problemen doe het gevolg waren van landbouw en veeteelt. Men hoeft zich de ware geschiedenis niet te herinneren om te weten waar de schoen wringt: meestal zegt ons gevoel het ons.
5. Wat zegt dit verhaal over God (of het godsbeeld van de schrijvers van Genesis)?
De kern van Genesis zijn de catastrofen: verdrijving uit het paradijs, broedermoord, zondvloed, de zondigheid van steden, de hoogmoed der despoten (torens), de consequenties van het patriarchaat. En die ellende is allemaal straf van God, omdat we niet correct geleefd hadden. We hebben hier dus met een zeer rationale God te maken, die strikt logisch handelt op basis van een set duidelijke preferenties. Dit basisidee wordt in de rest van de Thora uitgewerkt tot 613 geboden en verboden.
6. Jullie zeggen ergens dat Genesis de diagnose is van de maatschappelijke problemen die voortvloeien uit de overgang van een jager-verzamelaarscultuur naar een landbouwcultuur. Kun je zeggen dat de paradijsverhalen en de verhalen die er uit voortvloeien ook een verlangen uitdrukken naar een terugkeer naar dat paradise lost? Hoe lezen jullie dit verlangen in evolutionair perspectief? Is dat perspectief ook te hanteren bij latere niet-Bijbelse utopieën, die ook een terugkeer willen zijn naar het paradijs?
Echt paradijselijk zal het leven op aarde wel nooit geweest zijn. Toch, ook al was hun leven hard, die vroegere jager-verzamelaars waren in elk geval goed aangepast. Maar als je tussen de ellende van de bronstijd zat in een klein landje vermalen tussen de grootmachten van de dag en met ziektes en armoe en toenemende sociale ongelijkheid – allemaal verschijnselen die intuïtief verkeerd aanvoelden – is het niet zo gek dat men zich afvroeg of het altijd zo geweest was, en of er vroeger niet een tijd was waarin al die ellende niet was. Die mismatch ervaring leidt tot verhalen, waarvan die het beste beklijven die dat gevoel het beste weerspiegelen.
De niet-Bijbelse utopieën hebben veel element gemeenschappelijk met de bijbel, en dat is niet verwonderlijk omdat de kern altijd weer de menselijke natuur is (die natuurlijk flexibel is maar een biologische kern bevat die zich niet zo eenvoudig ter zijde schuiven laat).
7. Wat maakt juist de Bijbel tot Oerboek? Kun je bijvoorbeeld de Veda’s of Latijns-Amerikaanse ‘heilige schriften’ ook vanuit evolutionair perspectief lezen? Zal dat beeld sterk afwijken van wat de Bijbel laat zien, verwachten jullie?
Je zou ook die andere boeken uit diezelfde tijd vanuit dit perspectief kunnen lezen. Grote goden zijn na de bronstijd met het ontstaan van gewelddadige rijken overal opgesprongen. De consequenties zullen overal iets anders geweest zijn. We mogen bij voorbeeld aannemen dat ernstige nieuwe ziektes niet overal met dezelfde verwoestende kracht ontstaan zijn, en dat kan zijn weerslag op het geloof gehad hebben. Maar wat de bijbel uniek maakt is de combinatie van twee factoren. Ten eerste, de reeds genoemde aanname van de ene God, waardoor de deliberaties die men in het dagboek dat de bijbel is, maakte, tot preciezere analyses voerde. En ten tweede, de mogelijkheid om kritiek uit te oefenen op wereldse heersers en een schets te maken van de samenleving zoals men die zich wenste.
8. Wat voor reacties krijgen jullie uit de boek van evolutionaire biologie en antropologie?
De meeste reacties zijn zeer positief. De evolutiebiologen waren er snel bij, de theologen komen nu (zie volgende vraag). We wilden natuurlijk een boek schrijven dat paste in wat we intussen weten en daarop voortbouwt. Interessant zijn de negatieve reacties van verscheidene historici, die niet geloven dat er zoiets is als een menselijke natuur of zelfs dat het mogelijk is zich een gefundeerd beeld te vormen van hoe mensen leefden voordat ze schriftelijke bronnen produceerden.
Maar boven alles krijgen we veel reacties van ‘gewone’ lezers, die de frisse kijk op de bijbel zeer waarderen en het gevoel hebben dat dingen nu veel beter op hun plaats vallen.
9. Vanuit de theologie is het enigszins stil gebleven. Is dat jullie ervaring ook?
Dat was inderdaad zo, maar intussen blijkt dat theologen gewoon iets langer nadenken voordat ze iets zeggen. We hebben op de Nederlandse uitgave een aantal voorzichtig positieve reacties van theologische zijde mogen ontvangen, en vooral ook tal van aanwijzingen dat men zich serieus met het boek bezighoudt. Zij prijzen onze zorgvuldige omgang met de kennis van de theologie en de Bijbelwetenschap. In zeker zin is ons boek reclame voor de Bijbelwetenschap: we zeggen dat de bijbel eigenlijk een heel spannend boek is om te lezen omdat het ons zoveel over de menselijke natuur verraadt. Op de Duitse versie zijn er intussen ook een aantal zeer positieve reacties van theologische zijde gekomen.
De grote uitzondering is Amerika, waar we nog geen enkele theologische reactie hebben mogen begroeten, en waar het boek praktisch genegeerd wordt, terwijl het in Nederland en Duitsland juist veel besproken wordt.
10. Jullie hopen te laten zien dat wat in de Bijbel staat niet voor altijd (letterlijk) waar is. Dat zullen veel vrijzinnigen met u eens zijn. Wat willen jullie dat vrijzinnigen in ieder geval daarnaast nog meenemen uit jullie boek, behalve dat de Bijbel zoals jullie schrijven ‘een verdomd goed boek’ is?
Misschien is het belangrijkste dat mensen kunnen beseffen dat zij niet individueel vreemd zijn of iets niet begrijpen, maar dat we als mensheid collectief het gevoel van bevreemding hebben omdat we nog steeds enigszins leven in een wereld waarvoor we niet gemaakt zijn. Het geloof probeert ons die wereld weer terug te brengen. We zoeken allemaal geborgenheid en sociale zekerheid, en voelen ons beroerd als we het gevoel krijgen dat we in de steek gelaten worden. En met de toenemende ongelijkheid en heterogeniteit van de samenleving worden die gevoelens alleen maar sterker.
Vrijzinnigen kunnen net alleen blij zijn dat hun buikgevoelens juist waren, maar als vrijzinnigen zich bovendien bevrijden van de plaatsen waar de bijbel niet de eeuwige waarden reflecteerde maar die van de toenmalig elite: het patriarchaat. Dus geen slavernij meer, geen onderdrukking van de vrouwen, echt terug naar onze eerste natuur.
11. Jullie beschrijven hoe mensen in Bijbelse tijden hun religieuze talent inzetten om het hoofd te bieden aan maatschappelijke problemen. Vandaag de dag lijken we dat talent, in ieder geval in het Westen wat te verliezen. De wetenschap en de kunsten lijken die rol te hebben overgenomen. Zien jullie, de evolutionaire lijn doortrekkend, überhaupt nog een rol voor religie of spiritualiteit bij het omgaan met maatschappelijke problemen die voortvloeien uit de sprong die we ooit hebben gemaakt naar de landbouw?
De institutionele religie ontstond als een soort proto-wetenschap, en heeft zichzelf in zekere zin overbodig gemaakt door de wetenschap te baren. Maar de andere kant van de religie, vooral afgedekt door wat we de intuïtieve religie noemen, blijft attractief voor de meerderheid der mensen. Veel mensen hebben spirituele behoeftes, willen weten wat de zin van het leven is, en zoeken een rechtvaardiging voor hun intuïtie dat we in een meer zorgzame en rechtvaardige wereld willen leven. De moderne wereldreligies helpen veel mensen daarbij.
12. Wanneer zijn we eigenlijk ‘klaar’ met problemen die voortvloeien uit die landbouwevolutie? In uw boek komt de jager-verzamelaarstijd naar voren als een paradijs: we hebben als mensen 2 miljoen jaar geleefd als jagers en verzamelaars. Die leefwijze zit helemaal in onze genen. Landbouw bedrijven we nog maar 12.000 jaar en de culturele aanpassingen die dat vereist, hebben we nog niet (volledig) eigen gemaakt. Rollen we nog 1,98 miljoen jaar van het ene probleem in het andere?
Nu vraagt u naar de maakbaarheid van de samenleving. Wij zijn geen social engineers, en we laten het graag aan anderen over deze ideeën verder uit te werken. Het enige wat we met enige zekerheid kunnen zeggen is dat voorstellen die niet aansluiten op de menselijke natuur niet duurzaam zijn. Mensen voelen zich nog steeds het beste thuis in een samenleving die lijkt op die van de jager-verzamelaars, met solidariteit, geborgenheid en rechtvaardigheid. Communisme was in zekere zin een poging tot reconstructie, maar werkte niet op de grote schaal. Ongebreideld kapitalisme bleek ook niet zo’n succes, zoals we nu beginnen te merken. We zijn net zo benieuwd als uw lezers wat de toekomst ons zal brengen!
Aries van Meeteren
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!