Requiem
Requiem voor een lijster
Meestal kwam hij alleen. Hipte door de tuin, over het terras op weg naar het vogelbadje waar hij dankbaar gebruik van maakte. Niet dat hij er zo in plonsde. Zo werkt dat bij de vogels in onze tuin niet. Aan het bad gaat altijd een waakzaam rond kijken vooraf. Lijsters doen dat, merels, mezen, ‘ons’ roodborstje, kortom alle vogels nemen de omgeving goed op voordat zij zich aan de geneugten van een bad overgeven. Zelfs de houtduiven die eigenlijk te groot zijn voor het badje kijken eerst vanaf de dakgoot of het wel veilig is. Want de vijand slaapt nooit, lijkt het wel. Gelukkig voor de vogels is er ook een kat met een leuk halsbandje waaraan een belletje is bevestigd. Deze kat vangt altijd bot.
Gisteren nog zag ik de lijster op weg naar zijn bad. Vanmorgen vonden ik hem naast de keukendeur. Levenloos. Zijn kopje in een rare stand ten opzichte van zijn lijf. Op de vlucht voor de vijand zal hij een fatale stuurfout hebben gemaakt waardoor hij tegen de muur vloog en zijn nek brak. Mijn vrouw en ik hebben hem een laatste rustplaats in de tuin gegeven en zullen volgend voorjaar zijn lied missen.
Merkwaardig zoals zo’n eenvoudige gebeurtenis door een krantenbericht een heel ander perspectief krijgt. Zeventig jaar geleden was Nederland verwikkeld in een afschuwelijke oorlog die de geschiedenis is ingegaan als de Tweede Wereldoorlog. Vanuit Engeland vlogen grote eskaders bommenwerpers over Nederland naar Duitsland om daar hun vernietigende lading uit te gooien. Alleen al boven Nederland werden vijfenvijftighonderd geallieerde vliegtuigen neergeschoten. Een aantal crashte in het IJsselmeer. Zeventig jaar later stelt onze overheid geld beschikbaar om indien mogelijk de wrakken te lichten want daar kunnen zich nog stoffelijke resten van de bemanning in bevinden.
De lijster werd met enige zorg van een rustplaats in de omgeving waarin hij geleefd heeft, voorzien.
Talloze jonge mensen die hun leven voor onze vrijheid gaven hebben zo’n zeventig jaar in de modder van de IJsselmeerbodem of de klei van een naamloze akker mogen rusten. En nu:
‘Misschien moeten we daar toch wat aan doen’. Zouden die jongens ooit hebben nagedacht over de zin van hun offer? Vormt de betekenis van mijn requiem voor de lijster een bezinning op de zingeving van de offers die gebracht zijn om de vrede te herstellen en vrijheid te bewerkstelligen? In ieder geval een aanwijzing om hier eens over na te denken.
Wouter Blokhuis