Recensie: Op een andere planeet kunnen ze me redden
Lieke Marsman, Dichter des Vaderlands van 2021 tot en met 2023, heeft een boek geschreven vanuit haar positie als palliatieve patiënt. Ze heeft een zeldzame vorm van kanker, daardoor is haar arm en schouder geamputeerd, ze weet dat ze niet meer kan genezen.
Dat roept bij haar allerlei vragen en reflecties op, over hoe om te gaan met haar ziekte en met doodgaan, maar ook: hoe ga ik om met medische informatie en keuzes, met artsen die keuzes voor jou willen maken en met (gebrek aan) hoop?
Dit levert een intrigerend boek op dat uiteindelijk resulteert in een voor haar vergaande conclusie: ‘eerst wist ik het zeker dat we nog niet door buitenaardse wezens bezocht zijn, nu weet ik dat niet meer zeker. Eerst wist ik zeker dat bewustzijn niet buiten het lichaam kan bestaan, nu weet ik dat niet meer zeker. Eerst wist ik zeker dat bewustzijn niet na de dood kan bestaan, nu weet ik dat niet meer zeker’.
Ten aanzien van hoop schrijft ze: ‘Uiteindelijk staat het idee centraal dat doodgaan met hoop, hoe vergezocht en onrealistisch ook, nog altijd beter is dan hopeloos doorleven. En op momenten dat alles hier en nu toch onverhoopt hopeloos blijkt te zijn, mag ik daarom graag denken: Op een andere planeet kunnen ze me redden.’
Voor een doorgewinterde palliatieveling ( sinds 2007 werk ik als geestelijk verzorger en psycholoog in de palliatieve zorg) zijn dit zinnen die zeer tot de verbeelding spreken. Hoop is een belangrijk thema in de begeleiding van mensen die moeten leven met de dood voor ogen. In onze cultuur gaan we veelal uit van het idee dat patiënten optimaal geïnformeerd moeten worden over hun ziekte en hun toekomstperspectief. Of dat altijd wenselijk is zou nog wel eens een vraag kunnen zijn. Voor Islamitische mensen geldt dat juist niet hebben we inmiddels geleerd, maar ook voor mensen die opgegroeid zijn in onze westerse cultuur is dit niet altijd de beste weg. De mededeling dat geen genezing meer mogelijk is, waardoor de hoop die er misschien nog was teniet gedaan wordt, maakt sommige mensen in hun beleving als het ware al dood.
De uitweg waar Lieke Marsman over schrijft, namelijk hopen op redding buiten ons aardse bestaan had ik nog niet eerder voorbij zien komen. Dagboekfragmenten over haar gang door het Nederlandse zorgstelsel worden afgewisseld met filosofische beschouwingen over geloof en de mogelijkheid van buitenaards leven.
In het ziekteproces dendert Marsman op tegen statistieken, vermeende rationaliteit van en tijdgebrek bij artsen, het moeten omgaan met het ongewisse en de druk van de nog korte levensduur. En dan, tijdens wandelingen in de regen op de Veluwe, verschuift er iets: het verdriet krijgt zachte randen en achter alle narigheid lijkt steeds iets te volgen dat groter is en goed. Er lijkt een groter plan te bestaan, waar wij geen weet van hebben maar wel op kunnen vertrouwen, God misschien. Een allesbepalende ervaring. Is dat een bekering? En zo ja, komt die dan voort uit nood? ‘in de loopgraven zijn er geen atheïsten’. Hoe dan ook, ‘het verlangen naar bovennatuurlijke krachten op zulke momenten is echt.’
Een paar intrigerende citaten, waar wij als vrijzinnige zinzoekers wel door geprikkeld zouden kunnen worden:
– Ons leven is zo ingericht op dingen begrijpen dat het vanzelfsprekend wordt de delen van ons die we niet begrijpen niet te gebruiken. Daar wel een poging toe doen kan vaak op hoon rekenen: als je het niet kunt uitleggen, is het zwendelarij – zelfs onze intuïtie moet het om die reden vaak ontgelden. (..) Ik begrijp niet hoe pure wanhoop keer op keer een spirituele ervaring inluidt, maar ik wil die ervaring uitdiepen en leren kennen. Omdat er iets in zit. Het spiegeltje kijkt niet alleen de hoek om, er glinstert daar iets (p. 39).
En: “Er is misschien een bovennatuurlijke kracht. Er is misschien een medicijn tegen mijn ziekte. Het leven is het misschien waard te leven – en vanwege dat misschien is het dat zeker. (…) Het leven is het waarde te leven, maar alleen zolang je omarmt dat alles op losse schroeven staat. Daarmee bedoel ik niet: zolang je je blijft verwonderen of iets anders sentimenteels – ik bedoel het radicaler. Het leven is mooi, maar alleen zolang je iedere dag bereid blijft al je ideeën over hoe de wereld in elkaar zit overboord te gooien. Dat betekent niet dat je dat iedere dag hoeft te doen, maar de bereidheid moet er wel iedere dag zijn. (…) Alleen zo kun je in overeenstemming leven met het leven zelf, dat iedere dag zelfverzekerd al z’n onzekerheden tentoonspreidt. (p. 131).
Tot slot: “Het idee van een universeel bewustzijn klinkt aanlokkelijk en er zijn momenten dat ik er in geloof. Het strookt met het beeld dat ik heb van God, een aanwezige afwezigheid die altijd en overal is en alles mogelijk maakt, maar eenieder wel zijn vrije wil gunt. Op andere momenten zit ik hier met mijn lichaam dat overduidelijk een hoopje falende materie is, geen God te bekennen, en kan ik er helemaal niets mee. Mijn geloof is als een foton dat tegelijk golf en deeltje is, maar waarvan je altijd maar een van de twee toestanden kunt waarnemen. Of misschien schipper ik niet tussen twee toestanden, maar gedragen mijn geloofsopvattingen zich eerder als golven die elkaar voortdurend tegenkomen en interferentiepatronen vormen. Wat vaststaat is dat ik het heerlijk vind om in ieder geval tussen de verschillende opties te kunnen schakelen. Ik ben liever geen laser maar een zoeklicht. (p. 175-176).
Intrigerende overwegingen van iemand met recht van spreken als het gaat om leven onder de grote druk van een zeer beperkte toekomst. Uitdagende dilemma’s legt Marsman voor, over geloven, over God, over het alles open willen of moeten houden om het leven ten diepste te kunnen aangaan, over behoefte aan hoop en idealisme, over wat je uitstraalt.
Haar slotzin: “tot die tijd (nb als het sterven zich werkelijk aandient) wil ik altijd een oproep tot leven zijn”
Etje Verhagen