Recensie: Op een andere planeet kunnen ze me redden

Lieke Marsman, Dichter des Vaderlands van 2021 tot en met 2023, heeft een boek geschreven vanuit haar positie als palliatieve patiënt. Ze heeft een zeldzame vorm van kanker, daardoor is haar arm en schouder geamputeerd,  ze weet dat ze niet meer kan genezen.

Dat roept bij haar allerlei vragen en reflecties op, over hoe om te gaan met haar ziekte en met doodgaan, maar ook: hoe ga ik om met medische informatie en keuzes, met artsen die keuzes voor jou willen maken en met  (gebrek aan) hoop?

Dit levert een intrigerend boek op dat uiteindelijk resulteert in een voor haar vergaande conclusie: ‘eerst wist ik het zeker dat we nog niet door buitenaardse wezens bezocht zijn, nu weet ik dat niet meer zeker. Eerst wist ik zeker dat bewustzijn niet buiten het lichaam kan bestaan, nu weet ik dat niet meer zeker. Eerst wist ik zeker dat bewustzijn niet na de dood kan bestaan, nu weet ik dat niet meer zeker’.

Ten aanzien van hoop schrijft ze: ‘Uiteindelijk staat het idee centraal dat doodgaan met hoop, hoe vergezocht en onrealistisch ook, nog altijd beter is dan hopeloos doorleven. En op momenten dat alles hier en nu toch onverhoopt hopeloos blijkt te zijn, mag ik daarom graag denken: Op een andere planeet kunnen ze me redden.’

Voor een doorgewinterde palliatieveling ( sinds 2007 werk ik als geestelijk verzorger en psycholoog in de palliatieve zorg) zijn dit zinnen die zeer tot de verbeelding spreken. Hoop is een belangrijk thema in de begeleiding van mensen die moeten leven met de dood voor ogen. In onze cultuur gaan we veelal uit van het idee dat patiënten optimaal geïnformeerd moeten worden over hun ziekte en hun toekomstperspectief. Of dat altijd wenselijk is zou nog wel eens een vraag kunnen zijn. Voor Islamitische mensen geldt dat juist niet hebben we inmiddels geleerd, maar ook voor mensen die opgegroeid zijn in onze westerse cultuur is dit niet altijd de beste weg. De mededeling dat geen genezing meer mogelijk is, waardoor de hoop die er misschien nog was  teniet gedaan wordt, maakt sommige mensen in hun beleving als het ware al dood.

De uitweg waar Lieke Marsman over schrijft, namelijk hopen op redding buiten ons aardse bestaan had ik nog niet eerder voorbij zien komen. Dagboekfragmenten over haar gang door het Nederlandse zorgstelsel worden afgewisseld met filosofische beschouwingen over geloof en  de mogelijkheid van buitenaards leven.

In het ziekteproces dendert Marsman op tegen statistieken, vermeende rationaliteit van en  tijdgebrek bij artsen, het moeten omgaan met het ongewisse en de druk van de nog korte levensduur. En dan, tijdens wandelingen in de regen op de Veluwe, verschuift er iets: het verdriet krijgt zachte randen en achter alle narigheid lijkt steeds iets te volgen dat groter is en goed. Er lijkt een groter plan te bestaan, waar wij geen weet van hebben maar wel op kunnen vertrouwen, God misschien. Een allesbepalende ervaring. Is dat een bekering? En zo ja, komt die dan voort uit nood? ‘in de loopgraven zijn er geen atheïsten’. Hoe dan ook, ‘het verlangen naar bovennatuurlijke krachten op zulke momenten is echt.’

Een paar intrigerende citaten, waar wij als vrijzinnige zinzoekers wel door geprikkeld zouden kunnen worden:
– Ons leven is zo ingericht op dingen begrijpen dat het vanzelfsprekend wordt de delen van ons die we niet begrijpen niet te gebruiken. Daar wel een poging toe doen kan vaak op hoon rekenen: als je het niet kunt uitleggen, is het zwendelarij – zelfs onze intuïtie moet het om die reden vaak ontgelden. (..) Ik begrijp niet hoe pure wanhoop keer op keer een spirituele ervaring inluidt, maar ik wil die ervaring uitdiepen en leren kennen. Omdat er iets in zit. Het spiegeltje kijkt niet alleen de hoek om, er glinstert daar iets (p. 39).

En: “Er is misschien een bovennatuurlijke kracht. Er is misschien een medicijn tegen mijn ziekte. Het leven is het misschien waard te leven – en vanwege dat misschien is het dat zeker. (…) Het leven is het waarde te leven, maar alleen zolang je omarmt dat alles op losse schroeven staat. Daarmee bedoel ik niet: zolang je je blijft verwonderen of iets anders sentimenteels – ik bedoel het radicaler. Het leven is mooi, maar alleen zolang je iedere dag bereid blijft al je ideeën over hoe de wereld in elkaar zit overboord te gooien. Dat betekent niet dat je dat iedere dag hoeft te doen, maar de bereidheid moet er wel iedere dag zijn. (…) Alleen zo kun je in overeenstemming leven met het leven zelf, dat iedere dag zelfverzekerd al z’n onzekerheden tentoonspreidt. (p. 131).

Tot slot: “Het idee van een universeel bewustzijn klinkt aanlokkelijk en er zijn momenten dat ik er in geloof. Het strookt met het beeld dat ik heb van God, een aanwezige afwezigheid die altijd en overal is en alles mogelijk maakt, maar eenieder wel zijn vrije wil gunt. Op andere momenten zit ik hier met mijn lichaam dat overduidelijk een hoopje falende materie is, geen God te bekennen, en kan ik er helemaal niets mee. Mijn geloof is als een foton dat tegelijk golf en deeltje is, maar waarvan je altijd maar een van de twee toestanden kunt waarnemen. Of misschien schipper ik niet tussen twee toestanden, maar gedragen mijn geloofsopvattingen zich eerder als golven die elkaar voortdurend tegenkomen en interferentiepatronen vormen. Wat vaststaat is dat ik het heerlijk vind om in ieder geval tussen de verschillende opties te kunnen schakelen. Ik ben liever geen laser maar een zoeklicht.  (p. 175-176).

Intrigerende overwegingen van iemand met recht van spreken als het gaat om leven onder de grote druk van een zeer beperkte toekomst. Uitdagende dilemma’s legt Marsman voor, over geloven, over God, over het alles open willen of moeten houden om het leven ten diepste te kunnen aangaan, over behoefte aan hoop en idealisme, over wat je uitstraalt.

Haar slotzin: “tot die tijd (nb als het sterven zich werkelijk aandient)  wil ik altijd een oproep tot leven zijn”

Etje Verhagen

‘Laat alles wat ademt in vrede bestaan.’ Hans Alma’s ecospiritualiteit

Veertig jaar geleden zong Rob de Nijs het lied ‘Alles wat ademt’ naar de tweede plaats van de Nederlandse hitlijsten. Een lied als antwoord op de voortrazende wapenwedloop van destijds. De vernietiging van de aarde dreigde. Indringend spraken de schrijvers van het lied, Belinda Meuldijk en Lennaert Nijgh, de leiders van oost en west aan: “Laat alles wat ademt in vrede bestaan!” Woorden met een voor de goede verstaander onmiskenbare spirituele ondertoon. Ze verwijzen naar Psalm 150, waar ze een metafoor vormen voor heel de schepping. Laat de hele schepping in vrede bestaan.

Ik moet aan die boodschap denken bij het lezen van Ecospiritualiteit, het nieuwste boek van hoogleraar religieus-humanistische zingeving Hans Alma. Ook Alma ziet dat de aarde wordt bedreigd. Niet door kernwapens, maar door onze westerse manier van leven. Anders dan Meuldijk en Nijgh richt Alma zich niet zozeer tot politieke en economische machthebbers, maar tot iedereen. Want wat nodig is om het tij te keren zijn niet meer regels of slimme technofixes, maar een andere manier van in de wereld staan, een andere – ruimere – spiritualiteit. Ecospiritualiteit.

Spiritus

Niet langer zou de mens de maat van alle dingen moeten zijn, maar alles wat ademt. Niet voor niets, schrijft Alma, is het woord spiritualiteit afgeleid van het Latijnse woord spiritus. Dat betekent naast ‘geest’ ook ‘adem’. “Spiritualiteit heeft zo te maken met de levensadem die alles doortrekt als bron, inspiratie en motivatie van ons leven” (p. 125). Dat maakt Alma’s ecospiritualiteit letterlijk en figuurlijk heel aards. We blijven met beide benen op de grond. En tegelijk nodigt Alma ons uit om voorbij onze grenzen te reiken.

(https://www.flickr.com/photos/187036388@N06/50861522078/in/photostream/) Gemaakt door Jali Närhi, Jari Jussila en Irma Kunnarie

Dat levert een urgent boek op. Een boek dat rouwt om de gevolgen van het antropocentrisme – denk aan alles wat in naam van de vooruitgang rücksichtslos is vernietigd aan soorten en landschappen, culturen en talen. Maar Alma wil het daar niet bij laten. Ze wil ‘regeneratie’. Hoe? Niet door met nieuwe handvesten, leefregels of ecologische principes te komen. Alma legt niks op. In plaats daarvan zoekt ze in mystieke tradities naar hoe mensen van binnenuit kunnen veranderen. Dat is misschien niet de eenvoudigste weg, maar wel de duurzaamste. Wie zich geraakt weet door onze aarde en al wat erop leeft, die kan haast niet anders dan zijn of haar verantwoordelijkheid nemen, schrijft ze.

‘En toch’ en ‘wat als’

Alma bekent dat ze snel afhaakt bij al te abstracte theologische en mystieke bespiegelingen. Met verwijzingen naar God kan ze niet zoveel. Wat ze ervan overhoudt is dat we kunnen leren luisteren naar een fluisterstem in onszelf die ons uitnodigt het leven te omarmen en in verzet te komen als het leven wordt bedreigd. Maar hoe doen we dat? Alma wil zich oefenen in een houding van ‘en toch’ die ondanks alles open blijft voor het (on)mogelijke. En ze wijst op de ervaring van ‘wat als’:

Met ‘wat als’ duid ik datgene aan wat we niet kunnen kennen en bevatten, maar wel kunnen vermoeden. Er kan iets inbreken in ons bestaan waar we geen idee van hadden en dat zich niet uitputten laat beschrijven. […] Ik noem het een ervaring van transcendentie, zonder dat ik daarmee verwijs naar een bovennatuurlijke werkelijkheid. Het transcendente beleven we wanneer grenzen overstegen worden: de grenzen van ons veilige, begrijpelijke en hanteerbare bestaan. […] Die kwetsbaarheid aangaan brengt ons in contact met ongekende, onmogelijke mogelijkheden (p. 140).

Een ecospiritaliteit die openstaat voor ‘en toch’ en droomt van ‘wat als’ kan ons de ogen openen voor wat het leven om ons heen nodig heeft. Die kan ons verrassen met al het moois wat er is – al het huiveringwekkende ook – en onze compassie verruimen. Alma vertelt over een overrompelende ontmoeting met een paard dat haar aankijkt en uitnodigt om kennis te komen maken. Ik moet ook denken aan Arita Baaijens die een soortgelijke ontmoeting beschrijft met een bultrug: “Het denken is uitgeschakeld en het besef van tijd is verdwenen. Wat overblijft is een ervaring van zeker weten. De walvis dat ben ik. De zee, dat zijn wij”, noteert ze in haar boek ‘In gesprek met de Noordzee’.

Alma weet ook dat zulke ontmoetingen weliswaar ontregelend kunnen zijn, maar zelden leiden tot een permanent veranderd inzicht. Ecospiritualiteit vraagt onderhoud, een voortgaande oefening in ‘en toch’ en ‘wat als’, zo leert Alma van de mystieke tradities waar ze uit put. Een oefening in een ruimere blik. Daarbij kunnen ook kunst, poëzie en verhalen van pas komen, zoals het al aangehaalde boek van Baaijens dat wil uitnodigen tot een nieuwe relatie met de Noordzee. En natuurlijk helpt het om de natuur zelf op te zoeken en ons even helemaal los te maken van onze dagelijkse beslommeringen.

Aanmodderen

Redden we hier de aarde mee? Dat is een vraag die blijft hangen nadat ik het boek van Alma heb gelezen. Alma komt niet met een stappenplan voor een gezonde aarde, ook al suggereert de ondertitel van het boek dat wel een beetje: ‘Over de weg naar planetaire gezondheid’. Waar Alma in feite naartoe wil is een meer liefdevolle omgang met de aarde en al wat daarop leeft. Dat is beter voor de planeet en beter voor onszelf. Of dat genoeg is om het tij te keren, valt niet te zeggen. Maar Alma maakt wel duidelijk dat het daar in ieder geval zou moeten beginnen. Met omdenken. Er schiet me een uitspraak van Albert Einstein te binnen: “A new type of thinking is essential if mankind is to survive and move toward higher levels.”

En nee, dat krijgen we niet van de ene op de andere dag voor elkaar. Het is aanmodderen, erkent Alma ook. We zijn nu eenmaal geprogrammeerd om onszelf te zien als kroon op de schepping waarmee we mogen doen wat we willen. Verbeelding helpt bij het komen tot een andere spiritualiteit, een ja zeggen tegen het bestaan in al zijn verschijningsvormen, “een transformatie die maakt dat we anders waarnemen, dat we zin en waarde kunnen zien in wat ons omringt, ook in dat waar we misschien voorheen onverschillig tegenover stonden” (p. 126). Of korter gezegd, in de woorden van het lied van Rob de Nijs: ‘Laat alles wat ademt in vrede bestaan.’ Wat als dat eens zou lukken?

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld/Giessendam

Hans Alma, Ecospiritualiteit. Over de weg naar planetaire gezondheid (2024), 176 p.
Uitgeverij Ten Have
Foto’s via uitgever.

Recensie: Leven zonder God van Rik Peels

Auteur ‘Leven zonder God’ zoekt gesprek maar komt met gelijkhebberigheid

De titel van zijn boek intrigeert, dat moet ik hoogleraar godsdienstfilosofie Rik Peels nageven, net als de ondertitel: “Wat je kunt leren van atheïsten.” We zien een witte duif boven een veelkleurig landschap. Zou het mozaïekachtige plaatje staan voor de veelheid aan levensovertuigingen, met en zonder God, die naast elkaar groeien en bloeien? De achterflap belooft “een ontdekkingsreis naar de kern van atheïsme.” Ik ben meteen benieuwd.

Peels schrijft op de achterkant van het boek: “In debatten over godsgeloof hebben atheïsten, agnosten en gelovigen iets over het hoofd gezien. De aandacht is voornamelijk uitgegaan naar argumenten voor en tegen het bestaan van God, maar atheïsme zelf is niet voldoende onderzocht. Terecht hebben atheïsten ieder aspect van een godsdienstige levensbeschouwing aan de orde gesteld. Maar het wordt nu tijd om atheïsme zelf op die manier kritisch te onderzoeken. […] Met deze rijke verkenning van doelbewust leven zonder God transformeert Rik Peels het debat tussen atheïsten en gelovigen tot een streven naar een dieper begrip van elkaar.” In zijn inleiding voegt Peels er nog aan toe dat hij een gesprek wil zonder dat een van de kampen zijn gelijk wil halen of dat de een de ander wil ontmaskeren. Als niet-theïst denk ik dan: ‘Kom maar op!

Vermomming

Maar dan blijken de wervende woorden op de omslag al snel een vermomming te zijn voor een wat ronkende verdediging van het theïsme, dus het geloof in een persoonlijk God. Wat een teleurstelling! Het begint er al mee dat Peels zich in zijn boek alleen richt op atheïsten die ervan overtuigd zijn dat er helemaal geen goden bestaan. Positief atheïsme noemt Peels dat, tegenover negatief atheïsme dat geen behoefte heeft aan welke god dan ook. Ook agnosten laat Peels buiten beschouwing. Die zeggen simpelweg niet te kunnen weten of er wel of geen God bestaat. Peels vindt dat het daarom geen zin heeft om met hen in debat te gaan. Hij haalt veel liever overtuigde atheïsten aan van het type Richard Dawkins, Daniel Dennett of Herman Philipse. Misschien omdat hijzelf een overtuigde theïst is. Want ‘geloof’ is volgens Peels: ‘geloven in een bovennatuurlijk persoon die het aanbidden waard is.’

De consequentie van deze toch wat beperkte insteek van Peels is dat het boek nogal zwartwit uitpakt. Wat jammer is, omdat volgens mij het grote grijze midden de plek is waar de meeste mensen zich ophouden. In ieder geval zorgt de auteur ervoor dat ik me als vrijzinnige behoorlijk buitengesloten voel bij het lezen van het boek. Niet alleen omdat Peels slechts de argumentaties noemt van een tamelijk klein groepje rabiate God-ontkenners. Maar ook omdat Peels de ideeën van de door hem geselecteerde atheïsten niet alleen maar verkent, zoals hij belooft te doen op de achterflap van het boek. Hij veegt ze van tafel en probeert vervolgens te bewijzen dat zijn eigen theïstische standpunten veel redelijker zijn. Is dat wat Peels onder een gesprek verstaat? Het komt op mij meer over als een strijd.

Karikaturaal

Zo steekt Peels veel energie in het laten zien dat lang niet alle argumenten hout snijden waarmee de door hem aangehaalde atheïsten gelovigen te lijf gaan. Zo zouden atheïsten beweren dat ze onafhankelijke denkers zijn en gelovigen niet. Peels haalt dat onderuit door erop te wijzen dat ook atheïsten hun helden hebben die ze vereren. Dus zo autonoom denken ze niet, wil Peels maar zeggen. Ook is het Peels opgevallen dat ze alleen sceptisch zijn ten aanzien van religieuze ideeën, terwijl ze van natuurwetenschappen zouden denken dat die altijd ontwijfelbare kennis opleveren. Verder blijken de door Peels aangehaalde atheïstische voorstellingen van God of het christendom nogal simplistisch te zijn en tamelijk karikaturaal. En waarom, zo vraagt Peels zich af, zou een gelovige altijd moeten bewijzen dat God bestaat? Waarom zou niet ook een atheïst niet gewoon bewijzen moeten aandragen dat God niet bestaat?

Allemaal prima als je van dat soort gelijkhebberigheid houdt. Maar het boek belooft een open gesprek met atheïsten. En dat wil maar niet van de grond komen. Peels biedt geen enkele ruimte voor een atheïstisch weerwoord. En dat vind ik een gemis. Peels schrijft wel dat hij wil leren van atheïsten. Maar soms lijkt het wel op ‘leren aan atheïsten.’ Ik lees in het dankwoord dat Herman Philipse het manuscript vooraf heeft mogen inzien. Wat was zijn commentaar? Ik had het graag gelezen.

Aan de andere kant, zou een werkelijk debat wel iets hebben opgeleverd? Ik ben bang van niet. Natuurlijk, je kunt elkaars argumenten en redenaties wegen. Maar willen aantonen dat het redelijk is of juist niet om in het goddelijke te geloven is mijns inziens een tamelijk heilloze weg. Geloven is naar mijn idee niet het aannemen van bepaalde beredeneerbare waarheden waarover je kunt welles-nietessen. Zelf voel ik me veel meer thuis bij een kijk op geloven die liever zwijgt – of hooguit heel aarzelend spreekt – over het goddelijke, omdat alles wat we erover zeggen maar een slag in de lucht is. Daarover kun je volgens mij prima een gesprek voeren, maar niet met de intentie de ander ook maar ergens van te overtuigen.

Verbindende vragen

En dan, net als ik Peels’ boek wil wegleggen, eindigt hij met een prachtige passage: “[…] Ik keer telkens weer terug naar deze vragen [nl. naar de aard van de kosmos, het bestaan van God, noodzakelijkheid en contingentie, het wonder van het leven en de schoonheid van de wereld], omdat ik denk dat ze ertoe doen en dat de doordenking ervan iets is wat ons tot mensen maakt. Als het erop aankomt, is dat iets wat gelovigen, atheïsten, agnosten en sceptici verbindt. We moeten allemaal een weg vinden door het leven en lopen tegen dezelfde grote vragen aan.” Inderdaad. Het zijn de vragen die verbinden. Niet de antwoorden die dit boek denkt te kunnen geven.

Aries van Meeteren
Voorganger Hardinxveld-Giessendam

Leven zonder God door Rik Peels
Kokboekencentrum

Interview met inspirator Jaap Marinus

,,Een zoektocht in je eentje is altijd onverstandig”, zegt inspirator Jaap Marinus van Vrijzinnigen Lunteren. Inspirator? Hijzelf vindt deze term eigenlijk tekortschieten, een omschrijving bij gebrek aan beter. Hier in Lunteren vinden zo’n veertig vaste Vrijzinnigen inspiratie en misschien wel antwoorden, in het Witte Kerkje. Hier geen traditionele dominee, maar vier vaste voorgangers, een pastor voor pastorale zorg en een inspirator. Regelmatig zit het kerkje vol, bij een bijzondere viering of als er een inspirerende figuur een lezing komt geven.

Marinus noemt zich nog niet eens zo heel lang ‘vrijzinnig’. ,,Ik ging twijfelen aan alles. Kindertjes in Afrika sterven, maar er zit een man in de wolken die zich met mij bezighoudt? Dat voelde niet meer goed. Maar ik ben ook geen atheïst, er is wel degelijk iets.”

Dat ‘iets’ kan alles zijn. De Bijbel is niet leidend, maar een bron. Net als in de islam, het boeddhisme en zoveel andere stromingen die de wereld rijk is. ,,We staan open voor alle levensbeschouwingen. Bij ons zijn we ook geïnteresseerd in bijvoorbeeld natuurreligies; daar kun je in de traditionelere kerken niet mee aankomen.” Hij merkt wel dat er bij sommige vrijzinnigen in het land een soort schroom op God en Jezus zit. ,,Je praat gemakkelijker over Mohammed of Boeddha. Er zit wat schaamte, lijkt het. Of het komt toch nog te dichtbij. Je merkt dat steeds meer mensen zoeken naar antwoorden, maar niks meer voorgeschreven willen krijgen, zoals de kerk doorgaans toch doet. Hier heb je de ruimte. Hier kun je verkennen. Hier kun je ondervinden dat er meer is in het leven, dan je misschien dacht.”

Bezoekers komen uit de wijde omgeving. ,,Het publiek varieert enorm. Nieuwkomers komen vaak als eerste op een interessante lezing af. We hadden onlangs Susan Smit, schrijfster en heks. Daar komen de orthodoxe gelovigen niet op af, maar veel mensen vinden het toch wel erg interessant. De interesse in het kerkje en de overige activiteiten zoals sacrale dans, de vieringen, tuinmeditaties en filmavonden is dan vaak ook meteen gewekt. Of een volgende lezing is alweer in de agenda genoteerd.”

Over wie er een lezing komt geven wordt goed nagedacht. Politici? Van harte welkom, als ze maar een vergezicht willen schetsen. Sporters? Graag, waarbij we een inspirerend en persoonlijk verhaal verwachten. Ook andere onderwerpen komen voorbij, zoals (pop)muziek, zang, dans, kunst. Variatie is essentieel. ,,Op zondagmorgen varieert het bezoekersaantal een beetje tussen de 40 en de 80 bezoekers, met uitschieters naar boven. De bastoon is de gemeenschap, de melodie komt van het brede palet aan activiteiten”, zegt Marinus. En natuurlijk kijkt Marinus hoe hij mensen aan de Vrijzinnigen kan ‘binden’. ,,Als mensen twee keer per maand komen, is er toch iets van interesse in meer dan alleen de spraakmakende lezingen. En zo willen we ook toekomstbestendig blijven. Dit jaar is er gelukkig een aantal mensen bijgekomen, dat is hoopvol. We hebben potentie. We willen graag dat mensen bij ons komen, omdat we iets toevoegen aan hun leven. Om vanuit deze warme plek een inspirerende meerwaarde aan het leven te geven.”

Recensie: De Levenslijn van Marcella Bremer

Levenslijn

Dit boek greep me bij de keel. Het beweegt heen en weer tussen de tijd van onze voorouders, de periode van de Corona-pandemie, de huidige tijd en de toekomst. Vooral de verbinding tussen de generaties en over die generaties heen met de gevaren door slecht milieubeheer maakte me nog meer bewust van de verantwoordelijkheden die we hebben. Uit respect naar wie voor ons leefden en uit zorg voor ons nageslacht.
Ondanks de vele soms heftige levensverhalen die beschreven worden is het helemaal geen somber boek. Veerkracht, altijd weer zoeken naar oplossingen en doorgaan blijken de basis van het bestaan, in alle tijden. Dat geeft moed.
Al met al een knap geschreven boek dat smaakt naar meer. Vooral een verdere uitwerking van hoe het zou kunnen gaan als we allemaal ons optimaal inzetten voor het behoud van natuur en milieu lijkt me een stimulerende exercitie. Om te schrijven en om te lezen!

Wellicht interessant om in een afdeling samen te lezen en te bespreken? Er zit genoeg stof tot overwegen in.

Etje Verhagen-Krikke

Levenslijn door Marcella Bremer

Recensie: Ik – reflex

“Fris als de morgen, Zijn kracht bewust/ stroomt door mijn aad’ren de levenslust…”. Om met dat NCSV-liedje de nieuwe dag te beginnen…! Of met de ochtendstemming van Edvard Grieg!

Maar helaas: ik heb last van een ochtendhumeur. Of dat nu komt van slaaptekort of van dromen? Ik heb echter ervaren dat wanneer ik al in bed begin te analyseren, ik dan nog dieper in de put geraak. Ze genereren bovendien een Pavloveffect.

Dus: niet zeuren voor de koffie. Niet twijfelen maar gewóón doen; koud water, opruimen, en dan de beloning: koffie.

Ik heb er zelfs opwekkende mok van gemaakt. Daarmee kan ik zelfs de kranten aan. Pas daarna boek ik mijn dromen af.

Of het nu van mijn humeur komt of niet: dit boek stond me bij voorbaat tegen. Het blijkt echter liever en leuker dan de felle omslag suggereert.

Aanvankelijk bleef het een paar weken omgekeerd en onderaan mijn te lezen stapel liggen. Totdat ik drie weken Skye (16) bij me te logeren kreeg. Hij wilde slagen voor zijn VMBO en had negen tentamens in Leeuwarden. In die weken hebben we veel gepraat. Ik heb veel van hem geleerd (bijvoorbeeld over de jeugd en de muziek van tegenwoordig, bijvoorbeeld discipline en moed).

Ik merkte dat hij veel slimmer is dan hij zelf vermoedt. Een lastige start in het leven is daar debet aan, te drukke en steeds wisselende begeleiders brachten hem tot de gewaarwording dat hij het zelf moest doen. Gelukkig heeft hij vrienden.

Tenslotte vroeg ik hem het boek te recenseren (“1. Waar gaat het over? 2. Wat heb jij eraan gehad?”). Dit tentamen tekstsamenvatting volbracht hij cum laude in vier dagen (zijn tekst lees je hier onder). Het boek mocht hij meenemen.

Sindsdien heeft hij het boek ook aan anderen uitgeleend en uitgelegd. Dat triggerde mij uiteindelijk om er ook mee aan de slag te gaan. Ik deed er vier weken over. Het is namelijk niet alleen een lees-, maar vooral een werkboek en ik ben niet meer zo flexibel als vroeger of als Skye.

Dit boek is een aanrader voor jong en voor oud: Het is van levensbelang om reflexen, angsten en oude pijn te herkennen; je zelf met humor en liefde bij de hand te nemen en zo doende het verschil te onderkennen tussen je angstige ego en de toeziende ziel. Met zulke bewustwording kun je niet jong genoeg beginnen! Iemand vroeg me eens hoe het met me gaat. Ik antwoordde: “Onder de omstandigheden, redelijk”. Hij: “Ivo, onder de omstandigheden leven is hetzelfde als onder je matras slapen”.

Ligt een belangrijk deel van je geluk in zelfreflectie en in zelfspot, een paar twijfels omtrent het boek blijven bij mij bestaan. Oosterse en Westerse wijsheid gaan bijvoorbeeld uit van de superioriteit van mind over matter. Maar wat dan met de kick van het stofje in de kofje? Met paracetamol met caffeïne? En met Grieg of met een ander liedje? Die werken gelukkig ook. En ik word blij van Skye. Daar komt ie.

De ik-reflex, een complex en oneindig bestaan

Ik vind dit een interessant en informatief boek. Het leest gemakkelijk. Het boek heeft een goede, pakkende inleiding, waar ik persoonlijk erg van kan genieten. “Wie ben ik” is de vraag die in dit boek centraal staat, die vraag komt hierdoor meerdere keren voorbij. In de inleiding wordt voor mij al duidelijk gemaakt wat voor kennis je van dit boek zou kunnen krijgen. Dat blijkt uit deze zin: “Je krijgt in dit boek kennis aangereikt die je nodig hebt te begrijpen wat het pad naar binnen is en we vertellen je onze ervaringen van het belopen van dat pad”

In dit boek wordt van alles uitgelegd over de ik-reflex waarbij veel dingen een grote rol spelen, zoals bijvoorbeeld je ego, je verleden en beeld voor de toekomst, of de “plaatjes” die uitgebreid worden  uitgelegd in dit boek. En het krijgen van controle over de ik-reflex. Overal wordt in dit boek uitgelegd hoe je de vraag “wie ben ik” zou kunnen oplossen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het ego en de ziel. “Als je jezelf eenmaal realiseert dat jij de ziel bent dan ga je begrijpen dat alle mensen hetzelfde zijn”. Door de ziel kan je afstand nemen van jezelf en jezelf observeren, zo kan je bewust worden hoe jij reageert op bepaalde situaties en hoe je denkt over bepaalde dingen en hoe je daar dan mee omgaat. In dit boek worden tips gegeven en er staan op de laatste paar bladzijdes stappen die je zouden kunnen helpen met het omgaan en begrijpen van het ik-reflex. Het is duidelijk dat dit een complexe reis is, de voorbeelden die in dit boek worden gegeven hebben mij geholpen met het begrijpen van ingewikkelde onderwerpen.

In de eerste 20 bladzijden heb ik al veel geleerd, bijvoorbeeld dat je verleden soms onverwacht getriggerd wordt als herinnering. Dan is het verstandig als je leert daar via de juiste methodes over na te denken.

Wat ik meeneem uit het boek naast vele goede informatie en bewustwording van mijzelf is deze zin:  “Een gezonde omgang met je plaatje is dat je hard werkt om het plaatje te realiseren, maar je niet hecht aan de resultaten. Die hebben we niet altijd in de hand. Dus als het lukt is het even goed als wanneer het niet lukt.”

Wat ik persoonlijk erg belangrijk vind in het boek is de uitstraling, daarmee bedoel ik de voor- en achterkant, de flaptekst en de titel. Voor de titel stel ik mijzelf altijd twee vragen: waarom is dat de titel en wat betekent het?

In dit boek werden die vragen voor mij helder beantwoord, De titel is Ik-reflex. In de inleiding werd hier al over gepraat maar in hoofdstuk 3 werd dit nog duidelijker, dat komt door deze zin: “De ik-reflex is een zichtbaar versterkende reflex die plaats heeft in het lichaam. Het is een automatische onbewuste reactie op een trigger.

Ik – Reflex “Een ontspannen omgaan met triggers, emoties en gedachten” door Lida Schilder en Martin Schulz
159 pagina’s; Uitgeverij Van Warven, 2024

Ivo de Jong
emeritus voorganger

Recensie: Onverwachte terugkeer

Er huist een legioen aan stemmen en stemmingen in je hoofd. Ze verwarren en verstarren, vergaan en komen terug. Je zou willen dat er iemand is, die orde aanbrengt in je chaos!

Maar daarvoor moet je kiezen; een geloofskeuze maken. Voor velen van ons is dat vroeger “God” geweest; de Onze Lieve Heer van onze jonge jaren, toen die nog alles wist, alles kon, alles goed zou maken, alles in de hand had en overal en altijd bereikbaar was.

Maar ach – je groeit op. Ergens tijdens je pubertijd ontdek je dat die ouwe god verdacht veel lijkt op je ouders of de meester, op Drees of op Sinterklaas. En dat de helden van vroeger fouten konden maken. Gods stemmetje dimt; seks en carrière, critici en perfectionistische stemmetjes regeren om en om jouw pandemonium.

Rond je 27e besluit je, democratisch, dat allen recht van spreken hebben. En jij maar denken dat je erboven staat …

Totdat je ouder en geworden bent en de balans gaat opmaken.

En opnieuw, sadder and wiser, een geloofskeuze probeert te maken.

Bij Floris Timmer kwam Jezus terug. Goddank niet in een saai of prekerig boek, maar in een mooi verhaal; in een trein, waar de arme jonge man niet veel van begrijpt, in een tijd waar alles zo anders is dan vroeger. Jezus blijkt een naïeve en lieve man (m/v) die alle vragen van de worstelende gelovigen van tegenwoordig met hart en ziel deelt. Hij ontmoet joden en christenen, heilssoldaten en hoeren, dominees en rabbijnen, Polen en tegenpolen. En Jezus doet aandoenlijk en dikwijls vergeefs zijn best om te begrijpen en om te verbinden.

Er zijn er meer geweest (Dostojevski, Biesheuvel, Reve) die deze stijlfiguur hebben gebruikt, en je zou willen dat er meer zouden volgen. Het geeft je namelijk inzicht in de geloofswereld van de ander. Je komt jezelf tegen, gespiegeld in de ogen van je eigen godsbeeld.

Bij Floris Timmer is er inmiddels heel wat losgekomen en opgelost. Soms met spijt, maar uiteindelijk in het geloof dat wij “Gods handen” zijn en dat Jezus van alle (leef)tijden is. En stukwerk is ons pogen …

Maar dat we het toch vooral samen mogen proberen te doen.

Het boekje is een aanrader: Timmer heeft een gezegende hand van schrijven, met bijbelkennis, humor en compassie. Nog een plus: hij komt regelmatig bij de vrijzinnigen Bennekom.

Ivo de Jong,
emeritus

Onverwachte terugkeer (en andere verhalen)
Floris Timmer
Uitgeverij Aspekt

Troost – Als licht in donkere tijden

Het boek van Michael Ignatieff is (“misschien wel”) het beste dat ik verleden jaar voor ogen kreeg. “Kreeg”, want ik kreeg het van een vriend die in diepe rouw verkeert. Hij had het op zijn beurt weer gekregen van een vriendin, maar er helemaal NIETS aan gehad: “het boek ergerde me alleen maar”.

Het boek van Michael Ignatieff blijkt de geschiedenis van wat de mensen door de millennia heen troost gegeven heeft. Het gaat over troost: troosten zelf doet het niet. Ignatieff’s boek heb ik bij mijn vriend geruild voor Marjoleine de Vos’ “En steeds is er alles”.

Daar had hij wel wat aan.

Troost! Op het pakje pijptabak van die naam zie je een welgesteld burger die een man in een schandblok een trekje van zijn pijp geeft. Helpt dat? Onze overheid raadt het ernstig af…

Troost is niet in staat gemis weg te nemen. Wanneer een brug is verwoest, kan hoogstens helpen de kloof even iets minder diep te maken. Troost kan de weg omleiden (lijden), door het delen van de pijn, of door mee te leven (laatste hoofdstuk gaat over hospices).

Michael Ignatieff is een belangrijk denker op het gebied van mensenrechten, nationalisme, ethische bewustzijn en internationale conflicten. Momenteel is Ignatieff voorzitter en President van de Central European University in Budapest: een baken voor democratische waarden in Centraal-Europa. Hij heeft de wereld afgereisd als correspondent voor de grote kranten en probeert te begrijpen wat mensen (politici, legerleiders, kunstenaars, gewone mensen) drijft. En hij schrijft prachtig.

Het was een grote verrassing dat hij in 2017 werd gevraagd om een inleiding te geven tijdens het psalmenfestival in Utrecht. Hoe zouden de eeuwenoude psalmen ons vandaag de dag kunnen inspireren om na te denken over complexe actuele kwesties zoals de wereldwijde vluchtelingencrisis of de onzekere toekomst van Europa? Deze vraag stond centraal tijdens het 150 Psalms premièreweekend in TivoliVredenburg Utrecht waarvoor De Balie, het Nederlands Kamerkoor, Festival Oude Muziek en Creative Court de handen ineensloegen. Vier wereldberoemde koren – The Tallis Scholars, Trinity Wall Street Choir, het Noors Solistenkoor en het Nederlands Kamerkoor, die samen alle 150 psalmen opvoerden van 150 verschillende componisten uit 1000 jaar koormuziek.

Wanneer we een naaste kwijtraken, wanneer we geconfronteerd worden met verlies, gaan we op zoek naar troost. Ooit boden priesters ons de woorden waarin we hoop en verlichting vonden. Maar tegenwoordig lijkt die taal niet meer aan te slaan. De plekken waar onze voorouders op verhaal kwamen om een zin te vinden – kerken, synagoges, tempels – raken leeg.

Sinds de zestiende eeuw zoekt de westerse wereld zijn verlichting steeds meer bij wetenschap, ideologie en therapie. Ignatieff gaat chronologisch langs bij een overvloed aan filosofen, schrijvers, beeldend kunstenaars en componisten. Van Psalmteksten en Job tot Albert Camus, Anna Achmatova en Primo Levi. Hij tracht te laten zien waar zij in hun tijd de troost en de moed vandaan haalden om veerkrachtig te zijn in moeilijke periodes.

“Troost – als licht in donkere tijden” spiegelt de verhalen van deze moedige mensen aan de wereld van nu. Michael Ignatieff laat ons op levendige wijze zien dat we onze traditie van hoop kunnen laten herleven om angst en onzekerheid het hoofd te bieden in de wisselvallige eenentwintigste eeuw.

 ‘Troost gaat over de vraag waarom het leven is zoals het is en waarom we door moeten gaan’ (definitie van de schrijver). Troost had – en heeft? – met (gedeeltelijke) aanvaarding te maken.

Van elk van die categorieën worden ook voorbeelden besproken zoals de brieven van Paulus, Marcus Aurelius’ Overpeinzingen, Michel de Montaigne, het communistisch manifest en een toespraak van Abraham Lincoln, tot Anna Achmatova, Primo Levi en Albert Camus aan toe.

Voordat ik aan een boek begin lees ik flap, de eerste en de laatste bladzij. De schrijver kende ik van de politiek. Wat heeft hij nou te vertellen over psalmen? Die zijn belangrijk voor mij, daar kan hij beter afblijven. Maar toen ik op de laatste bladzijde las dat hij op bezoek was gegaan bij Czeslav Milosz en een paar van ook mijn favoriete gedichten aanhaalde, was ik bereid het boek te lezen dat door mijn vriend als irrelevant was afgekeurd.

Ik schrijf dit in 2024. In retrospect, ik heb tamelijk veel gelezen dat jaar, werd “Troost” mijn “boek van het jaar” 2023. Het boek bleek aanleiding om een aantal essays van 16e-eeuwer Michel de Montaigne (erg in, tegenwoordig) te gaan lezen. Om Mahler met nieuwe oren te horen. Om onbekende zettingen van psalmen te beluisteren, en Camus wat beter te snappen.

En om nog meer verzamelde gedichten van Milosz aan te schaffen.

Ivo de Jong, emeritus

Michael Ignatieff – Troost. Als licht in donkere tijden. Vertaald uit het Engels door Nannie de Nijs Bik-Plasman en Pon Ruiter. Cossee, Amsterdam. 320 blz. € 27,50.

Als auteur van meer dan vijftien boeken waaronder The Lesser Evil: Political Ethics in an Age of Terror (2004) en Isaiah Berlin: A Life (1998) en talloze artikelen voor o.a. The Guardian, The New Yorker enThe New York Times, is hij een zeer gerenommeerd denker op het gebied van mensenrechten, nationalisme, ethisch bewustzijn en internationale conflicten. Tussen 2006 en 2011 was hij de liberale oppositieleider in het Canadees parlement en bovendien de wegbereider voor de huidige premier Justin Trudeau.

Dodo – Re – Me (6)

De kapelle van Dodo in Haskerdijken ligt nog altijd rechts langs de spoorlijn van Heerenveen naar Leeuwarden. In 1818 werd er een kapel gebouwd op de fundamenten van het oude klooster. Dat was dan weer gesticht op de restanten van Dodo’s hutje.

Dodo leefde in de dertiende eeuw na Christus; dezelfde eeuw als die waarin Meister Eckhardt, Rumi en Franciscus inspireerden (synchroniciteit?). Dat is inmiddels duizend jaar geleden en weer duizend jaar na Christus. Dodo cs spraken een totaal andere taal dan Jezus, en zij leefden in een to-taal andere cultuur. Wij van tegenwoordig zijn dan weer niet van gisteren: duizend jaar van Dodo verwijderd.

Sint Dodo is totaal vergeten. Nederlandse mensen van mijn generatie (emeritus, 1956) herinneren zich misschien dappere Dodo – die andere vreemde vogel met die naam is bekender.

Waarom dan Dodo? Zouden we elkaar ontmoeten: we zouden elkaar niet herkennen en niet verstaan.

What Does Dodo Remind Me of?

Dezer dagen vergadert de Raad van Kerken in Nederland onder andere over een kerkenfestival in 2024 om het zoveel jarig bestaan van de geloofsbelijdenis van Nicea (“wij geloven”) te gedenken. Vraag naar de achterban (dus ook naar de vrijzinnigen) was: een bijdrage in de kosten, publiciteit, deelnemers en mee te doen en te denken. Ik vrees dat er nagenoeg geen respons van onze kant zal komen. Wij zitten op de lijn van “ik geloof (soms) geloof ik”.

In 2022 was ik namens onze club (kerkje? Geloofsgemeenschap? Vereniging?) afgevaardigde in Karlsruhe. Tienduizend mensen van over de hele globe. Het was fantastisch, je keek de ogen en de oren uit! Gelovigen uit deze tijd, uit weer een heel andere wereld dan die van Jezus of van Dodo.

Hoe, in de vrede, verstaan wij elkaar?

Ons geloof is een derivaat van een derivaat van een derivaat. Wellicht was ook Jezus (we aarzelen hem Christus te noemen) ook weer een afgeleide van zijn traditie. Ik vermoed dat we liever niet van “geloof” kunnen spreken, maar over verlangen. Het verlangen van groen naar groen van het goddelijk oog van de radio waarover ik schreef. Verlangen naar een groen, sterk signaal van een stabiel station.

Doet niet iedereen dat? En denken we niet veel te voorbarig dat we iets gevonden hebben in alles wat langs de wolken ruischt?

Verlangen is de melodie, geloof is de tekst. Ik hoor en herken het liedje van verlangen overal in de eeuwen en op aarde. Do – Re – Me: Do(do) Re(genereert) in Me.. Ik herken zijn friesheid, zijn strijd tussen sociaal en solo. Ik herken zijn melodie, maar zing een andere tekst.

Hetzelfde geldt voor mijn twee zoons; zelfde melodie, andere tekst. Zelfde is geschied in de weg van Dodo naar dappere Dodo en nog verder naar Kermit.

Iets blijft vast wel bewaard. Toch (daar heb je het eeuwige verlangen weer)?

Ik meen dat Dodo naast Titus Brandsma en kardinaal De Jong van Ameland (het standbeeld daar lijkt volgens mijn zoons op Willy Wonka) de derde, of liever: de eerste de beste Friese Heilige is.

30 maart: Leve Sint Dodo!

Friesland had nog een andere (onheilige) Heilige. Zijn boek “Van Christen naar anarchist” staat pontificaal in mijn boekenkast. In Friesland wordt hij nog altijd “ûs Ferlosser” genoemd: de uitgetreden dominee Ferdinand Do(do)mela Nieuwenhuis. Slimste mens en bard Meindert Talma heeft hem in 2023 doen herleven in “De Domela Passy”; domineeszoon Freek de Jonge speelde daarin de hoofdrol.

Aan het eind van zijn leven vroeg iemand Domela of hij nog wel eens aan God dacht.

Zijn antwoord: “Ach… als God maar af en toe aan mij denkt”.

Ivo de Jong
emeritus voorganger

Dodo en de kikker (5)

In de tweede aflevering schreef ik schreef ik over de vijf wonden die bij de originele Dodo waren aangetroffen. Ook schreef ik over het ontstaan van de Dappere KRO Dodo. Je herinnert je ook dat poppenspeler Bert Brugman de handen van zijn poppen afgekeken heeft van het wajangspel.

En aldus ontving ook dappere Dodo tenminste twee van de stigmata.

Het wonderverhaal gaat nu verder.

Het hoge stemmetje van dappere Dodo werd ingesproken door Jaap, zoon van de poppenspeler. Deze Jaap deed op 80-jarige leeftijd het wonderlijke verhaal uit de doeken over hoe de geest van Dodo voorlopig eeuwig voortleeft (ongeveer zoals ik hier Dodo doe herrijzen).

Welnu: de tv-carrière van Dodo was al een paar jaar voorbij, toen Brugman bezoek kreeg van een collega poppenspeler uit de Verenigde Staten. Deze collega was op zoek naar de manier om ook zijn poppen natuurlijker te laten bewegen en was getipt dat een Nederlander daarin was geslaagd. Beide mannen brachten een aantal genoeglijke middagen door en gingen als vrienden uit elkaar.

Begin zeventiger jaren zit zoon Jaap met vader Bert voor de TV als ze daar plotsklaps die kikker zien. De poppenspeler van een paar jaar geleden was de nu wereldberoemde Amerikaan Jim Henson.
Die kikker met de Dodohandjes, dat is natuurlijk Kermit.
De Muppetshow is vergeven van Dappere Dodo’s.

Brugmans vondst was gepatenteerd, maar niet in de USA. Zoon Bert (inmiddels overleden) vertelt het verhaal met trots op youtube:

https://youtu.be/46EhGCafQAw

Dappere Dodo’s originele poppenkast staat tegenwoordig in de originele kleuren in het museum van de 20e eeuw in Hoorn. Zoon Jop was jarig en vierde nietsvermoedend zijn feestje daar. Het was een verjaardag waar ik super enthousiast van werd. Dáár was Swiebertje; daar was Dodo! Met zijn liedje en de gaten in zijn handen.

Maken we de kikkersprong terug – naar de eerste Dodo.

In Tresoar (archief, de schatkist van de Friese geschiedenis) vond ik de boeken van Dr. G.A. Wumkes: Paden fen Fryslân. Wumkes is de man die de “Vita” (heiligenlevens) uit het Latijn vertaalde in het Fries van 1930. Dodo heeft negen alinea’s; alles wat bekend was, en 200 jaar later opgetekend is. Van hieruit is later een boom van een verhaal ontstaan, met kloostersmoppen, poppen, kerken en kikkers. Mijn verhaal is een vitaliserende stek van de Vita.

Vermoedend dat jullie beter thuis zijn in het Fries dan in het Latijn citeer ik het achtste deel:

“It libben fan Dodo de Hearremyt  

Lykwols yn it jier 1231 is broer Dodo as in man fen goede wannel en wolbihaechlik libben, op Snein nei Maria Boadskip, fostoarn troch it ynfallen fen in murre fen it âlde gebou, der’t er ûnder rekke. Hy, dy as mûnts en klúzner fiif jier op itselde plak tahâlden hie, God en de hillige Maegd nacht en dei tsjinnende, hat syn libbens-ein krige mei in toplettere lichem en as martle troch en mei God. Do’t hy lykwols troch de stiennen fen syn púnfallich hillichdom troffen en dea rekke wier, foun men oan syn hannen en foetten iepen wounen, en yn syn rjuchterside, allikerwize de fiif wounen fen de Heare, dy hy faeks forskate jierren droegen hat om mei de Krusige to lijen, sadet er yn wierhiet mei Paulus sizze koe: “ik draech de merkteikens fen de heare Jezus Christus yn myn lichem.

Mar dit hat foar de dei fen syn dea nimmen witten bûten God, dy alle dingen wit.”

Dit stond in het boek dat de KRO directeur gevonden heeft. Ik citeer Ensie, het woordenboek van populair taalgebruik; DAPPERE DODO (1982) (sch., vaak iron.) bijnaam voor iemand die op een sullige manier probeert dapper te zijn. Wellicht populair geworden dankzij de kinderserie ‘Dappere Dodo’ (een creatie van marionettenspeler Bert Brugman) die op 3 februari 1955 bij de KRO van start ging. Deze tv-serie verdween pas in 1964 na 75 afleveringen van het scherm. Het kinderkoor De Karekieten vertolkten het lied van Dappere Dodo. De beginregels klonken zo: ‘Jongens, meisjes, kijk nu goed / Wat die dapp’re Dodo doet.’ Figuren uit de televisiereeks waren Opa Buiswater en juffrouw Vulpen. Deze Dodo heeft niets te maken met de gelijknamige uitgestorven walgvogel, die een dot veren aan de aars heeft en er vrij dom uitziet. De naam werd door tekstschrijver Fred Bredschneyder ontleend aan een boek over heiligen, waarin onder anderen een zekere Sint-Dodo van Asch voorkwam.

Ivo de Jong