Dodo (2)

Dappere Dodo heeft net als ik en die andere lieve kijkbuiskinderen, nooit beseft wie zijn veel oudere naamgever is geweest.

De originele Dodo van Hascha of Asch werd geboren in de buurt van het inmiddels wereldberoemde Bartlehiem. Als kind bleek hij gezegend met genezende krachten. Het huisje werd al gauw te klein en moeder verstopte hem in het grote klooster. Maar Dodo verlangde het kluizenaarschap.

Dat werd aanvankelijk Bakkeveen, maar de laatste vijf jaren vertrok hij naar de eenzamer onveilige venen verderop. Ook hier, tusen wat nu Akkrum en Heerenveen heet, wisten gelovigen in nood hem echter te vinden.

Dodo was zeer godvruchtig, bad dag en nacht – hij heeft er de zogenaamde kamelenknieën aan overgehouden. Tenslotte bad hij zich een ongeluk: in 1231 viel het dakje van zijn kot op zijn kop.

Toen men hem daaronder terugvond, bleek Dodo behalve de heilige knieën ook de stigmata te hebben: de vijf wonden van Jezus in handen, voeten, en in zijn zij.

Nu kijk ik naar de zwart witte foto van Dodo voor de katholieke kerkvensters en pas nu valt het me op  dat ook de pop stigmata in zijn handen heeft!

Toen echter waren dat de gaatjes waardoor poppenspeler Bert Brugman, naar het voorbeeld van de wajangpoppen, stokjes in de handpalmen gestoken had. Het was een vondst waarop hij octrooi had aangevraagd; door deze vondst kon hij zijn poppen natuurlijker laten bewegen dan die van de poppenkast. Zijn uitvinding, de erfenis van Dodo heeft wereldwijd gevolgen gehad. Maar daarover een volgende keer.

Toen in 2018 Leeuwarden de culturele hoofdstad van Europa werd, heeft Haskerdijken daarvan goed willen profiteren. Het dorp is ingeklemd tussen snel-, water- en spoorwegen. Men heeft met het hele dorp een spektakelstuk opgevoerd; er is een Dodo-park aangelegd met, vanuit de hemel gezien, een uitsparing waar je de naam “Dodo” in kunt lezen (ik heb het gezien! Ben er speciaal overheen gevlogen) en er is een Dodo-pad, onderdeel van de camino naar Santiago.

De bevlogen musicus en Dykster Gerben van der Veen studeert er met zijn koren (“De Fryske Passy”) en doet mee aan de vespers, eens in de maand. Ik vond het de mooiste diensten die ik mijn negen maanden in Friesland heb meegemaakt.

Dat ligt vast deels aan mijn eigen geschiedenis. Dodo is mijn heilige. Vanaf nu groet ik hem niet alleen meer in het voorbijgaan, maar zal ik ook een kruisje slaan (niet in de auto. Zo’n dappere Dodo ben ik niet).

Ivo de Jong

Dodo

“Dag Dodo!” roep ik zodra ik tussen Akkrum en Heerenveen het kapelletje voorbij zoef.

Vandaag, de laatste vrijdag van september trein ik terug naar Rotterdam voor de allerlaatste bijeenkomst van mijn 85plus gespreksgroep op Zuid. Tien jaar geleden nam ik van onze Martine Pothuis (eens voorzitter van de landelijke NPB) de leiding over. Wat hebben we van elkaar geleerd en genoten! De groep van dappere Dodo’s was een maandelijks hoogtepunt. De groep is wegens natuurlijke omstandigheden geslonken.

Na het einde van de middag ga ik bij Martine aan (ze woont op Noord). Ik zal haar “dappere Dodo” noemen om haar veerkracht: die heeft ze nog altijd. Martines jaren (88) zijn natuurlijk gaan tellen. Soms vergeet Martine haar telefoon. Soms weet ze niet dat ze de tegenwoordige tijd vergeet. Maar daarnaast weet ze nog vrijwel alles van de oorlog, haar vader, van ons vrijzinnig kerkje te Schiedam (dominee Heije Faber, dominee Schouwink) en later die van dominee Annie Mankes – Zernike op Zuid.

Maar ik neem jullie met plezier mee naar het nog verdere verleden, naar toen de heilige Dodo nog niet “dappere” werd genoemd. Dat kwam pas in 1960; die geschiedenis en vele andere van Dodo’s eigenaardigheden doe ik later uit de doeken. De oer-Dodo waar ik het over heb en die mijn beschermheilige is geworden, stierf in 1231 op de plek waar kort na zijn hemelvaart een klooster is gebouwd en later de Kapelle verrees die je zowel vanuit de trein als uit de auto kunt groeten.

Dodo’s heiligendag is 30 maart: dan kun je daar een kaarsje branden.

Een half jaar geleden was er een tentoonstelling in het Fries museum over Friese vroomheid in de middeleeuwen. Wat stonden er toen veel kloosters in het toen nog veel grotere Friese land!

Ze zijn allemaal ondergronds gegaan, al is er een weer opgedoken en wel (of all places!) in Jorwerd.

Ik heb tot mijn verbazing op de expositie geen woord over Dodo gelezen. Gemiste kans; hij heeft als heilige oudere papieren dan Titus Brandsma of kardinaal de Jong (staat nog in de wachtrij). Bonifatius was allesbehalve een Fries. Nee dan Sint Dodo! Er blijkt veel moois over hem te vinden.

Dus ik greep die kans.

Dodo ken ik sinds 1982 toen ik leraar Godsdienst was in Heerenveen. Havovierders maakten een werkstuk over hun kerk en een meisje schreef me over opgravingen bij hun boerderij, vlakbij “De Kapelle”. Ik ben daar later driemaal uit preken geweest en heb steeds bij de familie gegeten.

Maar eigenlijk ken ik Dodo al eerder, als “Dappere Dodo”. Dappere Dodo was de allereerste televisieserie voor de jeugd en werd tussen 1955 tot 1965 uitgezonden door de toen nog katholieke KRO. Aanvankelijk heette de pop gewoon Piet, maar conform de eigen identiteit en de verzuiling is de directie met de natte vinger in de heiligenkalender op zoek gegaan naar een Roomse naam. Dat werd dus: Dodo. Dat “dappere” ervoor allitereerde nog lekkerder.

Deze Dodo is een maal of 75 op onze nationale TV geweest (op Youtube kun je hem warempel terugzien).

Ivo de Jong, emeritus

Recensie: Moderne psalmen van Paul Simon – agnostische mystiek

Mijn ouders hadden ooit de lp Bridge over ‘Troubled Water’ van Simon & Garfunkel. Wat een geweldige plaat! Ik herinner me vooral het grandioze titelnummer, het swingende Cecilia en het exotisch klinkende El Condor Pasa, maar ook het melancholische The Only Living Boy in New York maakte indruk. Wat een stemmen, wat een creativiteit en wat een zeggingskracht in de liedteksten! Het zou het laatste studioalbum van het duo zijn. Maar los van elkaar bleven ze platen maken.

Onlangs verscheen alweer het vijftiende soloalbum van de bijna 82-jarige Paul Simon. En omdat de cd Seven Psalms heet, raakte ik geïntrigeerd. Psalmen? Waar zouden die over gaan? Ik besloot de proef op de som te nemen. En ik kan alleen maar zeggen: wat een bijzondere cd! Een testament, zou ik haast zeggen.

Verstild

Wie Paul Simon nog kent van de uitbundige gospels op Wednesday morning 3 AM, het debuutalbum van Simon & Garfunkel, die wacht een verrassing. Seven Psalms is een ingetogen, mystieke en bij tijd en wijle donkere plaat. Simon valt meteen met de deur in huis.

I’ve been thinking about the great migration
Noon and night, they leave the flock

Simon zingt over de grote reis van leven naar dood die, zo voelt hij, ieder moment kan beginnen. Steeds meer vrienden en bekenden overlijden, zo licht hij ergens toe. They leave the flock. En nu is het tijd voor hem om de balans op te maken.

I lived a life of pleasant sorrows
Until the real deal came
Broke me like a twig in a winter gale
Call me by my name

Geleide meditatie

Simon peilt een half uur lang de tijd, het leven, de dood, God en de eeuwigheid. Hij maakt er een reis van en nodigt ons uit om mee te gaan. Niet voor niets bestaat het album uit maar één track met zeven delen. Het is duidelijk niet de bedoeling dat je een deel overslaat. En dat werkt. Eigenlijk is het een soort geleide meditatie die je over je heen moet laten komen. Het album begint met een bel en eindigt ermee. Als ik de cd in de auto draai, duurt-ie precies zolang als een rit naar Rijnmond.

Het verhaal gaat dat Simon op een nacht droomde dat hij aan een project bezig was dat ‘Seven Psalms’ heette. Hij werd wakker en schreef het op. Later droomde hij complete dichtregels, die hij ook steeds in alle vroegte noteerde en daarna uitwerkte. Religieus is hij niet, zegt hij van zichzelf. Maar spiritueel toch wel, zou ik zeggen, gezien de liedteksten.

God

Zoekend en tastend naar de zin van het leven, gaat Simon de vraag naar God niet uit de weg. Sterker nog, hij maakt van God een terugkerend refrein dat de liederen aan elkaar rijgt. Er komen allerlei beelden van God langs, zonder dat Simon zweverig wordt of God in beton giet: “I’m not a doctor or a preacher / I’ve no particular guiding star.”

The Lord is my engineer
The Lord is the earth I ride on
The Lord is a face in the atmosphere
The path I’ll slip and I’ll slide on

The Lord is a virgin forest
The Lord is a forest ranger
The Lord is a meal for the poorest of the poor
A welcome door to the stranger

The Covid virus is The Lord
The Lord is the ocean rising
The Lord is a terrible swift sword
A simple truth, surviving

God lijkt voor Simon licht én donker, een troost én een uitdaging. God is overal én nergens:

The Lord is a puff of smoke
That disappears when the winds blow
The Lord is my personal joke
My reflection in the window

Simons toon is steeds gemoedelijk, vragend, zoekend, tastend en nuchter. Als een open uitnodiging om mee te denken, mee te voelen met alles wat in hem leeft. En de muziek sluit daar nauw bij aan. Uiterst knap volgt de begeleiding de gevoelslagen van de tekst, nu weer weerbarstig, dan weer harmonieus. Steeds ontdek ik er weer iets nieuws in.

Technicus
Zo ging ik na verloop van tijd anders luisteren naar de tekst ‘The Lord is my engineer’. Ik dacht eerst dat Simon God vergelijkt met een soort bouwmeester, een beetje zoals bij de vrijmetselarij. Maar aan het eind voegt hij toe: ‘The Lord is my record producer.’

En toen ging mijn radiohart een beetje open. Want een engineer is ook een (audio)technicus. Ik zag een technicus voor me die, onzichtbaar achter het glas van een opnamestudio, sprekers of zangers op hun mooist laat klinken en ze opnieuw laat beginnen als ze een fout maken. Weer eens iets anders dan ‘de Heer is mijn herder’.

Slot

Het slot van de cd is wat mij betreft het mooiste deel – maar dat komt misschien ook doordat we daar pas belanden na het beluisteren van alle voorgaande delen (we kunnen er immers niet snel naartoe zappen). Begon Simon met ‘I’ve been thinking about the great migration’, hij eindigt met een bijna wanhopig ‘Wait. I’m not ready / I’m just packing my gear. Wait. My hand’s steady / My mind is still clear.’

En dan zingt zijn vrouw Edie Brickell – die ook een rol heeft in de laatste minuten van het album – een prachtig, troostrijk fragment, waarbij Simon invalt bij het laatste woord:

Life is a meteor
Let your eyes roam
Heaven is beautiful
It’s almost like home
Children get ready
It’s time to come home

Amen

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld-Giessendam

 

Recensie: Prachtige wereld, Waar ben je

Sally Rooney – Prachtige Wereld, Waar Ben Je 

Schöne Welt, wo bist du? Kehre wieder…!

Deze regel uit een gedicht van Schiller koos Franz Schubert voor een van zijn liederen. Ik luister ernaar terwijl ik schrijf over het boek dat naar die grote vraag genoemd werd.

Handelt het in Schillers gedicht om heimwee naar een voorbije tijd, in het boek van Sally Rooney worstelen twee van de vier Ierse hoofdpersonen (Alice en Eileen) met het besef dat die ideale wereld kennelijk nergens bestond of bestaat. De andere twee hoofdpersonen (Felix en Simon) lijken juist een manier gevonden te hebben om met dat verlangen om te gaan. Simon is, ondanks Ierland, katholiek en werkt voor een politiek uiterst linkse partij en Felix, Alice en Simone vinden dat tegelijk fascinerend en raar. Felix is een pragmatische handwerksman; direct, scherp, nuchter en bij vlagen cynisch. En hij blijkt prachtig te kunnen zingen.

Vinger op de zere plek of doekje voor het bloeden

“Prachtige wereld, waar ben je” speelt in het hier-en-nu tot en met COVID. De vier karakters zijn herkenbare postmoderne millennials. Ze schrijven, mailen, appen en ruziën met elkaar over de tijd, politiek, schoonheid, seks, relaties, moraal, schoonheid en (jawel) waarheid. Hun vragen en antwoorden, worsteling en verlangens zijn actueel. Daarom is het boek zo’n enorme hit geworden: het legt de vinger op zere plekken. Bovendien is het prachtig en geloofwaardig geschreven.

Dit boek is Sally Rooney’s derde. Het zal net als haar vorige (“Normal People”- ook op NLziet) verfilmd gaan worden.

Ik heb het boek gekocht nadat ik een inspirerende recensie van Marianne Thieme in de Groene Amsterdammer las (“Sally Rooney lijkt klaar voor een terugkeer naar de kerk, maar deinst toch terug”). Thieme is na haar carrière in de politiek (PvdD) theologie gaan studeren en daar onlangs in afgestudeerd.

Lezen in etappes

Ik kon het boek niet in een ruk uitlezen, maar heb het vaak in mezelf moeten laten rijpen. Het is het type boek waarvan de echo luider is dan de klap.

Zo herinnerde ik me een verhaal uit de Donald Duck. Ik moet een jaar of 10 geweest zijn maar het is me altijd bijgebleven (ergens hoop ik dat iemand de strip nog weet op te duikelen). Donald, Dagobert en de neefjes lijden schipbreuk en dobberen rond op de lege zee als er ineens een eiland opduikt. De vijf gaan aan wal, en natuurlijk is het Donald die er meteen een vlag wil planten.

Blijkt het toch een walvis…

Geen grondslag; geen anker. We staan allemaal op drijfzand. Ik kom vaak in dit soort gesprekken terecht en dan denk ik steeds weer aan die schipbreuk van de Ducks.

Zingeven

Er wordt veel theoretisch nagedacht over onzekerheid, richtingloosheid en de leegte. Ik vond het een verademing er een sterke roman (“novel”) over te lezen. Als in een boek van Tolstoi kun je je in “Prachtige wereld” met alle vier de personen identificeren. En zoals Tolstoi ergens jaloers was op het geloof van Dostojevski, zo speelt Simon een soort van prins Myshkin of Alyosja Karamazov. De wereldliteratuur met zijn eeuwige thema’s speelt van nature in dit boek mee.

Alice

Alice mailt Eileen: “Vanmorgen liep ik moe en gedesoriënteerd door een straat in de buurt van mijn hotel, vond een lege kerk en ging naar binnen. Daar heb ik een minuut of twintig gezeten, badend in de stille, ernstige sfeer van heiligheid, en een paar pittoreske tranen geplengd om de noblesse van Jezus (…). Ik voel een sterke sympathie voor hem, genegenheid, en als ik over zijn leven en dood nadenk, raak ik ontroerd. Meer niet. (…) Vroeger waren mensen van onze leeftijd getrouwd en hadden ze kinderen en liefdesaffaires, maar nu is iedereen op zijn dertigste nog single en deelt een huis met huisgenoten die ze nooit zien. Het traditionele huwelijk was duidelijk niet geschikt voor zijn doel en eindigde bijna overal in een of andere vorm van mislukking (…). Je voorkomt natuurlijk wel veel problemen als je alleen blijft, celibatair leeft en je persoonlijke grenzen zorgvuldig bewaakt, maar het betekent wel dat er vrijwel niets meer overblijft wat het leven de moeite waard maakt. (…) Maar we hebben dan wel de muren gesloopt die ons gevangen hielden, maar wisten we wel waarmee we ze wilden vervangen?”

Waarom lezen?

Mensen ervaren zichzelf als vlottende containers. Drijven we almaar verder af van onze wortels, van onze traditie? In dit boek staan dialogen die het zin-zoeken van deze tijd verwoorden op een manier die aanspreekt. Je gaat vanzelf met de verschillende karakters in gesprek en ontdekt ze in jezelf, en in je vriendenkring.

Als wij een vereniging zijn van en voor zinzoekers, dan heeft Sally Rooney ons veel te vertellen. Marianne Thieme eindigt haar recensie met: “Ik zie zeer uit naar haar volgende roman”. Ik ook.

Ivo de Jong
emeritus voorganger

(“Beautiful World, Where Are You”; vertaling Gerda Baardman en Jan de Nijs)
Ambo Anthos 2021, 334 pagina’s

Recensie: Een brief die niet meer dicht kan

Op de voorkant van het nieuwste boek van de remonstrantse theoloog en filosoof Johan Goud (1950) zien we een schilderij met daarop een brief vol priegelige zinnen. Op die brief ligt een bril, bijna als een open uitnodiging om ‘m op te zetten en de brief te ontcijferen. Het is een zorgvuldig gekozen beeld bij het eerste deel van de titel van het boek: Een brief die niet meer dicht kan. Gesprek met mijn ongelovige alter ego.

Goud ontleende de titel weer aan een gedicht van Tom van Deel dat gaat over een ander schilderij, nl. ‘Brieflezende vrouw’ van Vermeer.

Wie ziet zichzelf zo niet staan, een keer,
met in de hand een brief die nooit meer
dicht kan en te lezen blijft, gelezen blijft.

De brief-die-niet-meer-dicht-kan keert een paar keer terug in het boek. Nu weer als beeld voor een traumatiserende mededeling die we steeds weer moeten spellen om het slechte nieuws te laten indalen, dan weer als een goed bericht dat we met veel plezier blijven lezen. Aan het eind van het boek fungeert de brief ook als beeld voor een uitnodiging aan ons adres.

Al met al staat de brief voor ‘geloven’, want daar gaat het boek van Goud over. Geloof dat zowel afschrikt als uitnodigt. Het boek is een uitwerking van een artikelenserie die Goud in 2020 en 2021 schreef voor het blad AdRem. Daarin wierp hij zo nu en dan de vraag op wat hij zelf eigenlijk gelooft. In het boek wil hij daar dieper op ingaan. Hij gaat op zoek naar zijn eigen stem.

Eigen stem

Ik hou van boeken waarin theologen proberen te verwoorden wat ze zelf geloven. Dat soort boeken overstijgen meestal de algemeenheden. Ik vind ze daarom vaak ook eerlijker. Zelf zou ik het nog best lastig vinden zo’n boek te schrijven. Want wat is precies mijn eigen stem? Die stem is wat onvast, zoekend, ontdekkend en daarmee wisselend. Misschien moet je wel een zekere leeftijd hebben bereikt om heldere lijnen te zien in je eigen denken en daar met enige trefzekerheid woorden voor te vinden.

Hoe klinkt Gouds eigen stem? Fijnzinnig, subtiel en precies. Tenminste, die woorden komen bij me op tijdens het lezen van zijn boek. Aanvankelijk had ik zelfs de neiging om ‘eigen stem’ tussen haakjes plaatsen. Want Goud spreekt bij voorkeur via citaten van schrijvers en dichters. Op zich niet verwonderlijk voor iemand die hoogleraar ‘zingeving in literatuur en kunst’ is geweest. Toch had ik vooraf bij ‘eigen stem’ iets anders verwacht. Iets meer autobiografisch misschien. Toch noemt Goud het zijn meest persoonlijke boek tot nu toe. Hoe dat zit, legt hij uit in het eerste hoofdstuk:

Als pastor, theoloog, filosoof, preker, docent, leen je woorden uit, stel je taal beschikbaar. Bovendien leen je dikwijls woorden van anderen. Maar hoe klink je zelf? Als je op die vraag antwoord geeft, komen alle dingen die door anderen gezegd en geschreven zijn, hoogstwaarschijnlijk mee. Je ontdekt dat authenticiteit iets anders is dan het puur en alleen ‘jezelf’ zijn. Ook als je je daarvan nauwelijks bewust bent, ben je niet de enige eigenaar van jezelf. Door alles wat je voelt, denkt en zegt, lopen draden in het donker die je verbinden met de wereld van vroeger en de wereld om je heen. Anderen kunnen ze vaak scherper onderscheiden dan je het zelf doet (p. 15 en 16).

Ongelovig alter ego

Goud schrijft dat in hem twee ‘ikken’ huizen. Als kind was hij onbevangen, argeloos en dromerig. Toen zijn vader uit het leven stapte, kwam er bij de toen veertienjarige Goud een sterke rationele inslag bij, die wantrouwend op zoek ging naar ‘zin in een zee van zinloosheid’. Zijn ‘ongelovige alter ego’ noemt Goud die andere kant. Maar zijn vertrouwensvolle ‘ik’ verdween niet. Beide kanten maken deel uit van wie Johan Goud is. Zijn geloof beschrijft hij dan ook als een voortdurend gesprek tussen zijn twee ‘ikken’. En in dat gesprek zoekt Goud naar woorden, vaak geleend van andere zoekers in kunst, literatuur en filosofie. Dichter Rutger Kopland noemde hem ooit een ‘zoeker in taal’.

Goud deelt zijn boek op in vijf delen. De eerste vier laten zich lezen als een inleidende aanloop naar het antwoord op de vraag wat hij zelf gelooft. In het laatste deel, ‘Inhouden van geloof’, volgt Goud de structuur van de remonstrantse geloofsbelijdenis van 2006 waarvan hij een van de opstellers was. Achtereenvolgens gaat hij in op zelfkennis, de geest van vrijheid, de gekruisigde, God als raadselwoord, nu, toekomst, aan de dood voorbij, vergeving, vrede en vrijheid en de geloofsgemeenschap.

Wie hoopt op een stevig gesprek tussen de dromerige Goud en zijn ongelovige alter ego, of een eerlijke onderlinge bevraging, komt wat bedrogen uit. De beloofde dialoog tussen de beide ‘ikken’ wil niet echt van de grond komen. Daarvoor zijn de beide kanten van Goud in de loop der jaren te zeer versmolten geraakt, denk ik. Zelden trekt hij in twijfel wat hij zegt te geloven (of niet te geloven) en daarmee maakt hij het zichzelf niet heel moeilijk.

Schat aan mooie woorden

Desondanks bevat het boek een schat aan mooie woorden en gerijpte inzichten, precies de reden waarin ik zo hou van boeken van theologen die schrijven over hun geloof. Zo breekt Goud gepassioneerd een lans voor grensoverschrijdend denken. Denken kan niet zonder dichten, zegt hij. Het is de verbeelding die het denken verder brengt. Niet dat we ooit definitieve antwoorden zullen vinden, maar zo komen we tenminste wel tot eerlijke antwoorden, schrijft Goud.

Verder is Goud een groot Levinas-kenner. Veel centrale ideeën van deze Frans-joodse denker lezen we terug in ‘Een brief die niet meer dicht kan.’ Zoals over de ‘ander’ die hier en nu onze aangeharkte wereld binnenbreekt en ons aankijkt. Religie is daar te vinden, waar we die ander werkelijk ontmoeten en in gesprek gaan, schrijft Goud. Een dialoog op ooghoogte. Dat kan als we een ander een luisterend oor bieden, maar ook als we, zoals Goud doet, ons denken scherpen aan het werk van bijvoorbeeld een schrijver of dichter.

Belangrijkste vondst

Goud raakt me met wat hij zijn belangrijkste vondst noemt, nl. het besef dat wij leven van wat ons gegeven wordt. Denk aan de aarde, zuurstof, de zon, slaap, liefde, plezier in je werk. Als we ervan doordrongen raken hoezeer we afhankelijk zijn van wat ons zomaar toevalt worden we zelf vrij om te geven, schrijft Goud. Dan komen we in het geweer tegen wreedheden die andere mensen en dieren worden aangedaan. Want ook hun bestaan is geschonken en, zo merkt Goud treffend op, kan een geschenk aan ons worden.

Voor wie tast naar woorden als het over geloven gaat – en wie doet dat eigenlijk niet – kan Goud een fijne gids zijn. Een gids die ruiterlijk erkent dat spreken over God eigenlijk helemaal niet kan. Zijn zorgvuldig zoeken in taal, doorspekt met talloze tot nadenken stemmende citaten, probeert niet alleen te verhelderen wat hij zelf gelooft, maar kan zeker ook anderen helpen iets van hun eigen stem te ontdekken.

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld/Giessendam

Johan Goud, Een brief die niet meer dicht kan. Gesprek met mijn ongelovige alter ego (Boekscout, 218 p.) € 21,99. ISBN: 978-94-646-8479-7 (kijk voor de tekst van de remonstrantse geloofsbelijdenis op: https://t.ly/m8vx9)
U kunt het boek bestellen in de webshop van de Remonstranten

Recensie: Erasmus dwarsdenker

Overvreemdbaar

Dit wordt ons niet ontnomen: lezen,
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.

Zij waren het van kinds af aan.

Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan,
de enigen die ons nooit verstoten.

Alsof Ida Gerhardt dit dichtte toen ze het boek Erasmus gelezen had.

Het boek

De laatste bladzij van Erasmus sloeg ik om op de avond voor ik van Rotterdam (Pernis) vertrok. Daarna wandelde ik richting Laurens om de foto van zijn beeld te maken (het verhaal gaat dat hij een blad omslaat als de klokke twaalf slaat).

Ik zou nog een recensie schrijven. Dat doe ik zonder het boek open te slaan.

Het is alweer een kleine vier maanden geleden dat ik naar Leeuwarden verhuisde. Erasmus’ wijsheid, lef en werklust heeft een blijvende indruk op me achtergelaten. En, bovendien: heeft hij een doorslaggevende invloed op onze wereld gehad. We kennen Erasmus vooral als schrijver van de “Lof der Zotheid” waarin Vrouwe Zotheid met goddelijke ironie de hele wereld op de hak neemt.

Maar Erasmus was in de eerste plaats vertaler en pedagoog. Alle tegenwerking heeft hem later tot de “Lof” bewogen.

Humanist

Zonder te overdrijven durft Sandra Langereis te stellen dat het Erasmus is geweest die de Renaissance (wedergeboorte van de klassieken) en daardoor het humanisme (begin bij jezelf, niet bij het gezag) in de beslissende stroomversnelling heeft gebracht. Ook de Bijbel vertaalde Erasmus namelijk uit het Grieks en uit de gecorrigeerde Vulgaat. Beide verzag hij ze van onweerlegbaar wetenschappelijk commentaar.

Dat was tegen het zere been. Dat was een trap tegen de poten van de tronen.

Zijn vertaling bleek namelijk essentieel af te wijken van de Vulgaat en haar dogmatische vertalingen. Wie was er nu geïnspireerd geweest? Hadden de Pausen het alleenrecht de Bijbel in hun voordeel te veranderen? Maar ook de grote Hiëronymus zelf (vaak verbeeld door onze Rembrandt) twijfelde aan zijn eigen vertaling en mopperde dat hij niet genoeg oude handschriften tot zijn beschikking kreeg! Een groot aantal wist Erasmus echter wèl op te sporen, en te verwerken.

Luther versus Erasmus

Toen Luther later zijn Bijbel in het Duits presenteerde heeft hij dat alleen kunnen volbrengen door Erasmus voorwerk. Helaas was Luther lang niet zo’n humanist als Erasmus. Ook Luther ging prat op zijn eigen dogmatiek en geloofde, net als de andere Middeleeuwers in hellevuur en hemelse beloning. Het kwam al vroeg tot een radicale breuk. Op zijn sterfbed lachte hij dat wel hijzelf, maar Erasmus niet de hemel zou beërven. Ook Socrates en andere klassieken zouden het heil niet halen. Voor Erasmus was dat een breekpunt. Zijn hemel was veel beter gevuld!

Nou: geef mij dan maar Erasmus. Voor mij was hij de grootste. Ik zou bijna “Nederlander” schrijven, ware het niet dat ons landje toen nog niet bestond. Erasmus was een wereldburger van ongeëvenaard formaat en blijft, dat laat het boek al vanaf de kaft zien, bij de tijd.

Korte biografie

Desiderius Erasmus (Rotterdam 1466 – Basel 1536) heeft, met een afwezige vader (een rondtrekkend vertaler en priester) en een vroeg overleden moeder een zware start gehad. Het heeft hem gehard en gevormd. Hij moest het op eigen kracht doen. Vader stief voor de twee elkaar hadden kunnen kennen; liet echter een kapitaal na voor zijn zoon – dat door malafide familieleden opgesoupeerd werd.

Erasmus werd door hen opgeborgen in kloosters.

Zo is hij is altijd eenzaam, dwars, solist en eigenwijs geweest. Alleen heeft hij van jongs af aan (latijn en later Grieks) gelezen. Zijn bloei en dwarsheid begon in zijn puberjaren in Deventer. Niemand wilde dat toen nog inzien. Maar toen al begon hij te vertalen. Wat hij zelfstandig vond, maakte hem verdacht bij de superieuren. Hij ergerde zich mateloos aan zijn slaafse onderwijzers. In alle arren moede wist hij oprecht beter.

De brieven die hij vanaf zijn vroege jeugd aan vrienden en later ook aan lotgenoten en tegenstanders schreef vullen tegenwoordig zeven dikke boeken. De commentaren op Hiëronymus (die de Vulgaat bezorgde) en andere kerkvaders nog een paar keer meer.

De wijsheid van de ongedoopte ouderen troostte hem (zie de laatste strofen van het bovenstaande gedicht). Deze dwarsdenker, deze vreemde vis die tegen de stroom in naar de bron probeerde te zwemmen is daardoor wijzer, humanistischer en sterker gegroeid. Bewijzen, meneer! Weerleg maar als je kunt! Niet dat geduvel met hogere autoriteit. Hetzelfde overkwam Hugo de Groot (zie mijn recensie over de pil van Henk Nellen: “Hugo de Groot: geen vredestichter zonder tegensprekers”). Ook Hugo ging het boven alles om de correcte, eerlijke Bijbelvertaling. In zijn boekenkist zaten oorspronkelijk diverse Erasmussen.

Tenslotte

In Leeuwarden liggen de gedichten op straat. Dit is de enige stad met een Poëziesteeg.

Ook het gedicht van Ida Gerhardt heeft een plek in het hart van de stad gekregen.

Ik herlas het en wist: “Dit tekent Erasmus”.

Ik heb werkelijk van het boek genoten.

Ivo de Jong,
emeritus voorganger

(de foto van het beeld van Erasmus is genomen op mijn laatste avondje Rotterdam)

Erasmus dwarsdenker door Sandra Langereis
2021 De Bezige Bij

Recensie: Boven is onder ons

Boven is onder ons – en nu?

Rick Benjamins heeft een intrigerend boek geschreven. Alleen al de titel fascineert: ‘Boven is onder ons. Denken over God na God’. En dan de afbeelding op de omslag! We zien een zwart vierkant en een rood vierkant tegen een grijzige achtergrond. Hoewel? Zijn het wel vierkanten? En in wat voor merkwaardige relatie staan de vierkanten eigenlijk?

We kijken naar werk van de Pools-Oekraïense kunstenaar Kazimir Malevitsj (1879-1935). Het staat bekend onder de naam ‘Zwart vierkant en rood vierkant’, maar zelf gaf Malevitsj het doek de titel ‘Schilderkundige realisatie van jongen met plunjezak. Kleurenmassa’s in vier dimensies.’ Een jongen met een plunjezak? Kleurenmassa’s? Vier dimensies?

Malevitsj maakte het schilderij in 1915. Hij was in die jaren bijna koortsachtig op zoek naar een nieuwe manier om zich uit te drukken. Hij probeerde onder meer het impressionisme, expressionisme en kubisme. Uiteindelijk schoof hij op naar volledig abstracte kunst en noemde dat suprematisme.

Vierde dimensie

Waar het Malevitsj met zijn suprematisme om ging was om hoger, dieper, verder te kijken dan de zichtbare buitenkant van de dingen. Daarnaar verwijst ook het begrip ‘vierde dimensie’ uit de titel van het doek: een dimensie voorbij lengte, breedte en diepte, dus voorbij alle herkenbare vormen. Malevitsj was op zoek naar de oneindigheid.

En daarmee is de omslag van Benjamins’ boek al meteen een prima verbeelding van wat hij wil doen in ‘Boven is onder ons’. De hoogleraar vrijzinnige theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit denkt na over God na God. Hij zoekt als het ware de kern, het wezen van God, voorbij alle voorstellingen die we de eeuwen door van God hebben gemaakt.

Dat is een spannend uitgangspunt. Want we zeggen in de vrijzinnigheid vaak wel dat we niet langer geloven in een God als the man(!) with the masterplan, die boven ons troont in een hemelse werkelijkheid en daar alle touwtjes strak in handen houdt. Maar hoe kunnen we God dan nog wel zien?

Net als bij Malevitsj is het resultaat van die zoektocht tamelijk abstract. God verandert bij Benjamins van een ‘God van daarboven’ in een woord voor de ervaring dat er meer is dan wij zien. God schuilt niet langer in een werkelijkheidbuiten de onze, maar in een anders zien van de werkelijkheid waarin wij leven.

Kuitert

‘Boven’ is dus ‘onder ons’ in het omdenken van Benjamins. De beeldspraak is een knipoog naar de bekende woorden van de gereformeerde theoloog Harry Kuitert: “Alles spreken over boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van boven te komen.”

Kuitert schreef dit al in 1974, maar hij bereikte er pas in 1992 de gereformeerde goegemeente mee toen hij zijn Algemeen Betwijfeld Christelijk Geloof uitbracht. Dat boek liet een bom afgaan in de kerk. Velen meenden dat Kuitert afrekende met ‘boven’, maar hij nam alleen ons spreken erover op de korrel. ‘Boven’ liet hij juist in stand, als macht tegenover de mens.

Voor Benjamins staan boven en beneden niet tegenover elkaar. Boven kan onder ons aanwezig zijn en stem krijgen in ons, schrijft hij. Vóór Kuitert was dat allang gesneden koek voor moderne filosofen. Die komen aan bod in het tweede deel van ‘Boven is onder ons’. Denk aan Descartes, Spinoza, Hume, Kant, Schleiermacher, maar vooral Hegel en Heidegger.

Taai

Hier wordt ‘Boven is onder ons’ wat taai. Ik snap dat het voor een goed verstaan van hedendaagse denkers nodig kan zijn om kennis te nemen van hun voorgangers, maar van mij had dit deel een stuk korter gemogen. Mensen lezen het boek m.i. vooral om te worden bijgepraat over de nieuwste theologische denkbeelden. Daarin ligt ook de grote meerwaarde van Benjamins’ boek.

Gelukkig is Benjamins het meest op dreef in het derde deel over denkers die net als Kuitert vaarwel hebben gezegd tegen een persoonlijk God, maar die God niet zien als wezen dat los staat van ‘beneden’, dus van onszelf. Van elke besproken theoloog of filosoof wordt het denken in tamelijk heldere bewoordingen in de verf gezet. Dat is fijn, zeker omdat hun werk nog nauwelijks in het Nederlands beschikbaar is.

Aan bod komen theologen die God vooral als een manier zien waarmee mensen zichzelf en de wereld proberen te duiden (Ulrich Barth, Jörg Lauster en Hartmut von Sass), deconstructivisten die zeggen: er is geen God, er is alleen openheid (Frits de Lange, Carl Raschke, Thomas Altizer, Slavoj Žižek, Jean-Luc Nancy en Giorgio Agamben) en constructieve theologen als Richard Kearney, John Caputo en Catherine Keller.

Benjamins gaat vooral bij die laatsten voor anker in zijn denken over God na God. God is bij hen een gever van mogelijkheden (Kearney), een ander woord voor ‘misschien’ dat ons onrustig maakt en ons aanzet om in beweging te komen (Caputo) of de optelsom van alle relaties waaruit onze wereld is opgebouwd en waarvan wij deel uitmaken (Keller).

‘God means trouble’

Denken over God na God is denken voorbij de grote woorden. Dat is misschien wel het meest radicaal uitgewerkt bij Caputo. Van God als opperrechter blijft alleen nog God als ‘roep’ over. “God does not exist, God insists”, schrijft Caputo ergens (‘God bestaat niet, maar dringt aan’). Daarmee is God niet onschuldig. De roep die ons ertoe kan brengen om de wereld een beetje mooier te maken biedt geen enkele garantie op succes. “God means trouble”, stelt Caputo dan ook vast.

‘Boven is onder ons’ is een veeleisend boek, erkent Benjamins. Het is ook bewust beperkt in zijn opzet, want het wil alleen denken over God na God. Het gaat niet over mystieke ervaringen, levenskeuzes of het persoonlijk geloofsleven. Maar aan de hand van alle besproken theorieën kunnen lezers wel zelf gaan sprokkelen. Er valt voor wie van (stevig) denken houdt genoeg te ontdekken.

Wel ben ik na het lezen van ‘Boven is onder ons’ toe aan een boek waarin het denken over God na God een vertaling krijgt in meer alledaags spreken over wat we aan moeten met een insisterende God. Een boek dat, net als Malevitsj in zijn latere meer figuratieve werk, vanuit de abstractie verder zoekt naar nieuwe taal om van betekenis te blijven in een veranderende wereld.

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld/Giessendam

Rick Benjamins, Boven is onder ons. Denken over God na God (Uitgeverij Skandalon 2022), 288 p.

Recensie: Etty Hillesum: het verhaal van haar leven

‘Men zou een pleister op vele wonden willen zijn’

Al sinds ik voor het eerst hoorde van haar dagboeken, ben ik gefascineerd door Etty Hillesum (1914-1943). Haar gesprekken met God weten me keer op keer diep te raken. Ze behoren voor mij zonder meer tot de mystieke canon, als er zoiets bestaat. En dan haar onvoorstelbare keuze om, zoals ze het zelf noemde, ‘het lot van haar volk te delen’ en niet onder te duiken… Hoe komt zo’n jonge joodse vrouw daartoe? Haar eigen schriftjes, hoe openhartig ze daarin ook is, geven daar maar tot op zekere hoogte antwoord op. Maar gelukkig is er nu ‘Etty Hillesum; Het verhaal van haar leven’, van Judith Koelemeijer.

Laat ik maar met de deur in huis vallen: wat een verpletterend goede biografie is dit! Ik heb het toch vrij omvangrijke boek ademloos uitgelezen. Wat een ongelofelijk hoeveelheid werk zit erin! En dat betaalt zich uit. Dichter op de huid van Etty Hillesum kun je niet komen. Ik ben diep onder de indruk van de gelaagdheid die Koelemeijer weet aan te brengen. Waar in sommige levensbeschrijvingen Etty verandert in een heilige, blijft ze bij Koelemeijer een mens van vlees en bloed. Waardoor haar keuzes alleen nog maar meer respect afdwingen.

In de biografie zien we Etty veranderen van een dromer, een vlinder, een adolescent met een hoofd vol chaos in een meer gefocuste vrouw die weet wat ze wil. Maar Koelemeijer vertelt meer. Niet alleen de enorme invloed van haar therapeut en vriend Julius Spier laat ze overtuigend uitkomen, maar ook die van Etty’s joodse achtergrond, haar familie, het stoïcisme van haar vader Louis Hillesum en de mentale ‘rarigheid’ die de familie in de genen leek te zitten. Haar ene broer was manisch en de andere schizofreen. Telkens als Etty het moeilijk had, was ze bang dat ze aan dezelfde gekte leed als haar broers.

Labels

Wat goed dat Koelemeijer zich niet laat verleiden tot psychologiseren, aangezien ik vermoed dat Etty vandaag de dag haar schoolcarrière niet zonder de nodige labels had kunnen doorlopen. Ze laat de lezer wel zien dat Etty een rusteloze vrouw was, die door haar thuissituatie ankerpunten miste, die ze zocht bij alternatieve vaderfiguren als Pa Han, Spier, of eigenlijk bij praktisch elke man van wie ze dacht iets te kunnen leren. Vriendinnen vertellen later dat Etty niet met élke man naar bed ging, maar wel met elke tweede man. “Een gevaarlijke vrouw”, concludeert een van hen. Dat woord valt later in de biografie nog een keer, maar dan in een heel andere context.

Een constante is verder dat Etty vooral in haar hoofd leeft. Ze observeert, overpeinst, reflecteert, altijd vanuit de positie van buitenstaander. Ze doet niet echt mee. Dat ze zich tijdens de oorlog weet te onttrekken aan het woelen van de wereld is dus zeker niet alleen aan Julius Spier toe te schrijven, die haar leert inkeren en haar haar zielenroerselen laat noteren in schriftjes. Uit alles blijkt dat Etty het zich terugtrekken in zichzelf, in haar Weltinnenraum, al heel jong beheerst.

En toch komt er iets nieuws bij gedurende de oorlog. Etty herontdekt God. Ze ontmoet hem als een stem in haar innerlijk die tot haar spreekt. Het is die God die haar rust brengt als om haar heen de wereld woedt. Als Spier haar leert knielen met haar gezicht op haar handen en naar binnen luisteren, vindt ze ‘de hemelen in haar’. Daarbinnen kan niemand haar iets doen. Ook de nazi’s niet. En zo komt ze ertoe om zich niet te verzetten tegen het lot dat de joden te wachten stond. “Ik wil niet uit een soort masochisme beslist mee gaan [naar de kampen] en afgerukt worden van m’n bestaansbasis der laatste jaren, maar ik weet nog niet eens of ik me prettig zou voelen, als ik verschoond bleef van datgene, wat zovelen moeten ondergaan.”

Levensdoel

Etty is ervan overtuigd dat ze hierin haar levensdoel heeft gevonden. Had Spier haar niet steeds voorgehouden dat ze moet worden wie ze is (‘werde der du bist’)? En ook in het boekje Levenkunst, dat Etty en haar vriendin Tide volschrijven met teksten die hen inspireren, lezen we volop over overgave, het zichzelf opzij schuiven, het toekeren van de andere wang en het bereiken van volmaaktheid door lijden. Het zijn inzichten die Etty deels al thuis had opgedaan, in de studeerkamer van haar vader, de classicus, die haast amechtig streeft naar de onverstoorbare staat van de stoïcijnen (en die daar maar zelden in slaagt, zo laat Koelemeijer zien).

Vrienden begrijpen weinig  van de keuzes van Etty. Neem Leonie Snatager. Lange tijd zit ze op dezelfde golflengte als Etty, mede door de lessen van Spier die ze samen volgen. Maar waar Etty besluit om niet onder te duiken en het lot van haar volk te ondergaan, haakt Leonie af. “Etty was, achteraf gezien, heel gevaarlijk. Ik zou hier niet zitten, als ik me niet van haar had losgemaakt”, zou Leonie achteraf zeggen. Anderen noemen de ideeën van Etty ‘schwärmerisch’, hysterisch en getuigen van een ‘koortsig mensbeeld’. “Maar”, zo moeten ze naderhand erkennen, “er was geen vervalsing bij, geen hypocrisie. Zij had haar eigen, bijna mystieke bestemming.”

Etty sluit zich aan bij de Joodse Raad, vertrekt naar Westerbork om daar te helpen bij het opvangen van nieuwe kampbewoners die per trein arriveren. Over wat ze daar meemaakt schrijft ze enkele kampbrieven. Haar dagboekaantekeningen van die tijd zijn verloren gegaan. Ze heeft de schriftjes bij zich als ze op transport gaat naar Auschwitz, samen met wat Bijbeltjes, haar Russische grammatica en werk van Tolstoj. Over hoe het haar precies is vergaan in Auschwitz weten we niets. Is ze direct vergast of later in het kamp bezweken? Koelemeijer probeert het te reconstrueren in een huiveringwekkend hoofdstuk, maar uitsluitsel is niet te geven.

Ongrijpbaar

Koelemeijer maakt van Etty geen heilige, maar een kind van een gezin waarin allerlei frustraties, gesneefde levens en psychisch leed bij elkaar komen. Etty vindt haar rust in haar kamertje, aan haar bureau, of geknield, naar binnen luisterend. Ze leeft in haar hoofd, spreekt bedachtzaam en laat zich zelden uit over zichzelf. Zo zwijgt ze tegen anderen over haar vele relaties – ook over die met God. De publicatie van haar dagboeken in 1981, zorgen voor verbazing bij velen. Haar vriendin Johanna Smelik zegt het woord ‘God’ nooit uit Etty’s mond te hebben gehoord.

Ook voor de lezer houdt Etty iets ongrijpbaars, hoe glashelder Koelemeijer ook schrijft en hoeveel bronnen ze ook aanboort. Daar komt bij dat zo nu en dan blijkt dat Etty de dingen in haar dagboeken mooier voorstelt dan ze vermoedelijk zijn geweest. Ze blijkt, zo vertellen bekenden, soms toch erg geschrokken van ontwikkelingen, die ze in het dagboek vooral gelaten lijkt te ondergaan. Soms dacht ik daardoor: wanneer horen we de authentieke stem van Etty en wanneer die van Etty de literator? En wat is het verschil?

Verder is het een gemis dat we haar dagboeken uit Westerbork niet kunnen lezen. Hoe zou Etty terugkijken op haar keuze om naar kamp Westerbork te gaan om er ‘een pleister op vele wonden te zijn’ en ‘om de dingen op zich te nemen en te lijden’? Heeft ze kunnen vasthouden aan haar geloof in God, de mens en het goede? We weten het niet. Ik hoop het van harte.

Koelemeijer heeft ons met haar biografie veel dichter bij Etty Hillesum gebracht dan haar dagboeken zelf kunnen doen. Etty is er meer mens van geworden. Een mens om van te houden, om je aan te irriteren soms ook, maar bovenal een mens met een bijzondere achtergrond in bizarre omstandigheden die tot adembenemende zinnen komt als: “Wanneer ik sta, in een hoekje van het kamp, mijn voeten geplant op jouw aarde, het gezicht verheven naar jouw hemel, dan lopen me soms de tranen over het gezicht, geboren uit een innerlijke bewogenheid en dankbaarheid, die zich een uitweg zoekt.”

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld/Giessendam

Impressie Bijtanken van voorgangers

12 en 13 oktober 2022, Mennorode (bij Elspeet)

Altijd weer en feest van herkenning, elkaar terug te zien. Iedereen werkt maar in haar klein hoekje (en ik in ’t mijn). Er blijft veel te inspireren! Thema was “Vlees noch vis”. Dat refereert stiekem naar de evolutionaire stap die veel jongeren, en sommige ouderen al genomen hebben. Maar ook hoor je er terecht de vraag in of we nog wel zoutend zout zijn, en of we niet te veel kolen en geiten willen sparen. Er is veel om je in te verdiepen! En dat lukt altijd uitstekend met collega’s van VVP (Vereniging van Vrijzinnige Protestanten) en NV (Nederlandse Vrijzinnigen) samen. Alleen zijn we met te weinig, samen vormen we een warme groep. We waren met veertig.

Kim Magnee en Ivo de Jong beten het spits af met hun enthousiaste verhalen over het Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Karlsruhe. De wereld is veel ruimer dan ons kleine hoekje! En in het grootste deel van de wereld bloeien de kerken, in een diversiteit die je nooit zelf zou verzinnen. We keken bij voorbeeld naar een deel van een viering. Duizenden afgevaardigden in de openlucht, een band en een koor die staan als een huis; dan weer swingend, dan weer meditatief.

Daarna de noodzakelijke vergaderingen in de eigen kring. De vrijzinnigen waren er met tien (tsja – anderen moesten werken). Veel van de collega’s vinden hun emplooi in tehuizen. Het volgende bijtanken zal thema’s zoeken die hun waarschijnlijk meer zullen aanspreken. Gezondheid? Leven en sterven? Ook is er altijd terugkerende vraag om bestuursleden. Ivo bleek ondanks zijn komende ema- eh -emiri – nou vooruit: pensioen toch bereid zijn talenten een jaar langer in te zetten als verbinder tussen bestuur en collega’s. Tekort aan bestuursleden speelt ook in de afdelingen. Dat is dus mee gedeelde smart waar je bijna aan zou wennen! De smakelijke vergadering werd beëindig door de eetlust: de maaltijden in Mennorode zijn altijd weer top.

Die middag schotelde Ivo de Jong de deelnemers een popquiz voor: Nederlandstalig, en allemaal over zingeving. Begon met “Het Dorp”, toen “Ik zou wel eens willen weten”, maar ook een aantal jongere artiesten kwam aan bod: Typhoon, Lucky Fons III. De herkenningsscores waren hoog, veel jongeren herkenden de oudere nummers niet, ouderen hadden moeite zich in de tegenwoordige muziek te herkennen. Maar: na afloop wilde iedereen haar of zijn eigen bijdrage leveren. We maken er gedeelde Spotify groepjes van. Want buiten de clubjes en kerkjes zindert het van de zinvolle zoekers en zangers! Muziek is een zingever.

Volgden wandelingen in het herfstbos.

De woensdagavond volgde een lezing door socioloog Mark van Ostaijen met discussie na. Van Ostaijen is hoogleraar sociologie aan de Erasmus universiteit en schrijver van het boek “Wij zijn Ons”. Hij ergert zich aan de verregaande individualisering en psychologisering – die immers ten koste gaat van het zoeken naar grotere verbanden. Wij zijn lid van groepen en die bepalen voor een belangrijk deel onze mening. Het is zaak daar oog voor te hebben. Wie vervullen de leemte die de kerken achterlieten? Waar zoeken mensen tegenwoordig hun zin (in)? “Wij, mensen, zijn toch beduidend meer dan ons brein. En maatschappelijke fenomenen zijn niet alleen verklaarbaar vanuit het perspectief van het individu.”

Volgde een voor sommigen korte nacht.

De donderdag bracht ons een dichter. Ingmar Heytze is een gelauwerd poëet en voordrager. Hij is snel, gevat, en is niet bang voor diepte en stilte. Legde tussen de regels door ons gezelschap uit waarom hij nimmer christelijk gaat worden: “Ik heb daar namelijk mijn hele leven aan te danken. Mijn ouders kenden elkaar niet, kwamen onafhankelijk van elkaar in een jeugdherberg terecht, en daar werd door krappe honderd jongeren onder leiding van de jeugdherbergvader gebeden voor het eten. Er waren slechts twee mensen die hun ogen openhielden; en zo is het gekomen”.

Wie nog half slapend onze zaal binnenkwam, werd vrolijk opgewekt van zoveel taligheid en zoveel andere manieren van kijken!

De middag was weer voor groepsverdieping en die verliep via een stellingenspel. Collega’s Johan de Wit en Klaas Douwes lieten ons posities innemen en zo mogelijk verdedigen over de lengte van de zaal. Dat was lastig en de nuance ging soms verloren in de humor. Maar allen waren het eens over de stelling dat we meer willen gaan samenwerken!

Want het was een heel geslaagd convent. Bijgetankt en beter verbonden keerden we terug naar onze eigen kleine hoekjes.

Ivo de Jong

Recensie: De heilige natuur van K. Armstrong

Komt het nog goed tussen mens en natuur?

Opnieuw beleefden we een hete, droge zomer. En weerkundigen raden ons aan om er maar aan te wennen. Want weersextremen komen in de toekomst vaker voor, voorspellen ze, nu de aarde blijft opwarmen. Temperatuurschommelingen doen zich weliswaar al voor zolang onze planeet haar rondjes draait, maar de stijging die we nu zien voltrekt zich in een opvallend hoger tempo dan ooit tevoren, zo wijzen metingen uit. En dat is geen goed nieuws voor toekomstige generaties.

In Volzin las ik een interview met een elfjarige jongen die dat heel scherp in de gaten heeft: “Ik denk dat onze ouders de wereld erg hebben verpest.” Hij houdt dan ook zijn hart vast voor de toekomst. En met hem hebben meer kinderen ‘klimaatstress’, signaleren hulpverleners. In Trouw raadt een orthopedagoog ouders aan om er niet alleen met hun kinderen over te praten, maar ook samen wat te doen. “Maak er werk van. Een hoopvolle toekomst gaat niet alleen over woorden, maar over een aanpassing van de dagelijkse levensstijl.”

Natuur als decor

Voor inspiratie voor een andere manier van leven kunnen we nu onder andere te rade gaan bij de Amerikaanse denker Karen Armstrong (77). Van haar hand verscheen in juni het boekje ‘De heilige natuur.’ Een boek dat nodig was, vindt Armstrong zelf. Want we zijn volgens haar in het westen op een rampzalige manier onthecht geraakt van de natuur. We zien onze natuurlijke omgeving nog slechts als decor. Of erger nog, als een verzameling grondstoffen. Hoe is dat zo gekomen?

Armstrong wijst met een beschuldigende vinger naar de Bijbel. Daarin is ze bepaald niet de eerste. Maar waar anderen de Bijbel nog proberen te redden door te zeggen dat bepaalde passages – zoals de opdracht in Genesis 1 om de aarde te ‘onderwerpen’ – verkeerd zijn uitgelegd, ziet Armstrong een fundamenteler probleem. In tegenstelling tot veel andere tradities, zoeken de schrijvers van de Bijbel God niet langer in de natuur. God is in de Bijbel zover verheven boven de natuurlijke wereld, dat het daarna nog maar een kleine stap is naar het reduceren van de natuur tot handelswaar. En precies dat gebeurde aan het einde van de Middeleeuwen, zo meent Armstrong.

In haar boek laat de schrijfster zien dat het westerse christendom in dat denken vrijwel alleen staat. Oosterse religies zien de natuur nog wel als heilig (Afrikaanse tradities ook, maar die laat Armstrong helaas buiten beschouwing). Niet dat zij de natuur alleen maar als teer, lief en fantastisch beschouwen. De natuur is evengoed woest en wreed. Als Armstrong de natuur heilig (sacred) noemt, bedoelt ze vooral dat de natuur niet ‘van ons’ is. Dat besef moet terug, vindt ze, want alleen zo kunnen we onze relatie met de natuur herstellen.

Gulden regel

‘De heilige natuur’ is een poging om ons langs spirituele weg opnieuw te verbinden met de natuur. Zo roept Armstrong op om de universele gulden regel – wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet – uit te breiden naar ál het leven. Dat gaat niet vanzelf, weet ook Armstrong. Ze leert van het confucianisme dat voor verandering oefening nodig is. En dus eindigt elk hoofdstuk met een gedeelte, voorzien van het kopje ‘De weg voorwaarts’, waarin Armstrong ons uitnodigt om anders te kijken naar de natuur en ons te oefenen in empathie en compassie.

Tegen het eind van haar boek citeert ze een vroeg-boeddhistisch gedicht uit de Pali-canon: “Laat ons alle schepselen koesteren, zoals een moeder haar enig kind. Mogen onze liefdevolle gedachten de hele wereld vullen, boven, onder, overal – zonder grens; een mateloze welwillendheid voor al, onbeperkt, vrij van haat en vijandschap.” Armstrong stelt voor om de tekst dagelijks op te zeggen en zo te groeien in een gevoel van liefde en verantwoordelijkheid voor alles wat leeft.

De hamvraag is of het Armstrong lukt om ons te verleiden tot een andere omgang met de natuur. Ze probeert het niet met de droge feiten, zoals klimaatwetenschappers doen, maar met religie en spiritualiteit. Dat is een aardige vondst. Alleen legt Armstrong religieuze teksten vervolgens weer uit op een tamelijk beschouwende manier. Het boek blijft daardoor wat theoretisch en zelfs afstandelijk. Ik had graag meer gelezen over haar eigen relatie met de natuur en in hoeverre die is veranderd in de loop van de tijd.

Aries van Meeteren
voorganger Hardinxveld/Giessendam

Karen Armstrong, De heilige natuur. Hoe we de relatie met onze natuurlijke omgeving kunnen herstellen (Querido 2022), 256 p.