De schepping
In Genesis vinden we het scheppingsverhaal. Dit verhaal is de basis geworden voor de klassieke christelijke theologie die de zondeval als fundament gebruikt voor de verzoeningstheorie. Die theorie komt er kort gezegd op neer dat door de zonde van de eerste mensen (Adam en Eva) alle mensen nadien belast zijn met de erfzonde en de kruisdood van Jezus nodig was om God weer met die zondige mensheid te verzoenen. De leer van de erfzonde is door Augustinus ontworpen, hoewel het woord zonde in Genesis niet voortkomt. Augustinus heeft dit ontleend aan Paulus die in zijn brief aan de Romeinen schrijft dat met de zonde van de eerste mens de universele dood over allen is gekomen omdat allen zondigen.
Alle theologie over Genesis ziet de mens als de kroon van de schepping, maar dat staat helemaal niet zo in de bijbel. In Genesis zijn de hemel en de aarde de hoofdzaak. In het veel uitgebreidere scheppingsverhaal in Job 38-40 vraagt God aan Job wat hij allemaal weet over de schepping. Heb jij ooit de morgen ontboden, de dageraad op zijn plaats gewezen? Ken jij de wetten van de hemel? Zo gaat het meer dan honderd regels door zonder dat de mens daarin één keer wordt genoemd. De spot in Gods vragen aan Job is duidelijk voelbaar. Hij toont Job een schepping waarin de mens maar een nietig schakeltje is in het grote universum.
Het gaat dus in de scheppingsverhalen van de bijbel niet om de zondeval en niet om de mens. Het gaat over de hele kosmos en de aarde en de mensheid maakt daar maar een heel klein deel van uit. In de omgang met de schepping past de mens daarom enige bescheidenheid. Die bescheidenheid, actueler dan ooit, ontbreekt dus in de niet-vrijzinnige christelijke theologie.
Johan de Wit
voorganger Walkartgemeenschap Zeist